Gepubliceerd op 01-12-2020

bio-indicator

betekenis & definitie

(biologische indicator, indicatororganisme), organisme waarmee een verandering of verontreiniging van het milieu kan worden gesignaleerd. Het principe achter het gebruik van bio-indicatoren is dat de natuurlijke samenstelling van een levensgemeenschap wordt bepaald door de fysische en chemische eigenschappen van het ecosysteem.

Denk b.v. aan het zinkviooltje dat karakteristiek is voor de flora op zinkhoudende gronden of veenmos voor hoogveen. Een voldoend grote verandering in de abiotische factoren van het ecosysteem — b.v. ten gevolge van koelwaterlozing, ruilverkaveling, lozing van veel goed afbreekbaar organisch materiaal, introductie van toxische stoffen zal dus leiden tot een gewijzigde samenstelling van de levensgemeenschap, b.v. een verschuiving in aantallen, verdwijnen van bepaalde soorten en introductie van nieuwe. Zo kan het lozen van een giftige stof in een milieu leiden tot de eliminatie van minder tolerante soorten en resulteren in de toename van meer tolerante soorten, b.v. door de verminderde voedselconcurrentie of door het wegvallen van een predatorsoort. Het voordeel van het gebruik van indicatorsoorten is dat zij erg gevoelig zijn en dus vroegtijdig aangeven dat er een verstoring is opgetreden. Voorbeelden hiervan zijn de vroegtijdige neurologische afwijkingen en sterfte bij katten in het geval van de Minamata-ziekte, het verdwijnen van korstmossen ten gevolge van luchtverontreiniging, de aanwezigheid van Escherichia coli (een bacterie) bij faecale verontreiniging van oppervlaktewateren. Bovendien geven bio-indicatoren een integratie van de toestand over langere termijn in het ecosysteem.

Dit in tegenstelling tot een chemische of fysische analyse van een monster, die slechts een momentopgave geeft. Bij onderzoek naar effecten op langere termijn kijkt men niet alleen naar het voorkomen of afwezig zijn van bepaalde organismen, maar ook naar de accumulatie van stoffen in organismen, b.v. de accumulatie van lipofiele bestrijdingsmiddelen of zware metalen in mosselen als graadmeter voor de milieubelasting. Men maakt ook gebruik van subletale veranderingen in organismen, b.v. beschadiging van het blad of verminderde groei, en van regenboogforellen ter controle van de kwaliteit van oppervlaktewater dat bestemd is voor de drinkwaterbereiding. Bio-indicatoren vormen een graadmeter voor de toestand van het gehele milieu, maar zijn slechts zelden in staat de specifieke chemische of fysische milieuaantasting aan te geven. Combinaties van verschillende soorten organismen als bioindicatoren geven betere informatie dan het gebruik van slechts een soort; de verschillende organismen hebben immers verschillende toleranties voor allerlei factoren. Bio-indicatoren zijn niet geschikt als graadmeter voor zeer grote veranderingen in hun milieu, doordat zij in die gevallen onmiddellijk sterven. Een nadeel van het gebruik van bio-indicatoren is nog dat er, voordat een organisme als zodanig gebruikt kan worden, veel proeven nodig zijn om de milieu-eisen van dat organisme te leren kennen.Veranderingen in een milieu kunnen zich voordoen over verschillende tijdsschalen, variërend van enkele seconden tot tientallen jaren. De veranderingen kunnen groot, maar ook heel klein zijn. Zo treedt er bij een eenmalige toevoer van herbiciden aan het water van een sloot door sterke regelval kort na bespuiting van een akker kortstondig een grote verandering in de chemische samenstelling van het water op. De verandering van de zuurgraad als gevolg van de zure regen is daarentegen een veel langzamer proces. Voor het vaststellen en volgen van kleine veranderingen wordt vaak een vegetatiestructuur gebruikt; daarbij is kennis over de natuurlijke variaties in de levenscycli van belang. Men kan hiervoor ook een tolerante soort gebruiken, waarvan men de biomassaveranderingen over vele jaren kan volgen.

< >