De populaire benaming voor wat tot de grondwetsherziening van 1983 de dag van de plechtige opening van een zitting van de Staten-Generaal door de Koning was. Volgens de Grondwet wordt jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal door of namens de Koning een uiteenzetting gegeven van het door de regering te voeren beleid: de troonrede.
Op Prinsjesdag wordt ook de rijksbegroting aangeboden.De naam Prinsjesdag is sinds de jaren ’30 van de twintigste eeuw steeds meer in zwang gekomen. Officieel sprak men tot 1983 overigens van de ‘opening der StatenGeneraal’. Ten tijde van de Republiek was Prinsjesdag de naam van de verjaardag van de prins-stadhouder, die de bevolking feestelijk vierde. In de achttiende eeuw grepen vooral in Den Haag velen de geboortedag van prins Willem V aan om blijk te geven van hun Oranjegezindheid. Waarschijnlijk is in de twintigste eeuw met de naam Prinsjesdag aangeknoopt bij die traditie.
De Nederlandse plechtigheid op Prinsjesdag is, zo mogen we aannemen, gebaseerd op de parlementaire gebruiken in Engeland. In de loop van de Middeleeuwen was de Engelse koning steeds minder aanwezig bij zittingen van het parlement. Uiteindelijk was de vorst alleen aanwezig bij de aanvang van de parlementaire werkzaamheden. Ook het gebruik van een troonrede, inclusief een afsluitende bede, is in Engeland ontstaan. Thorbecke meende dat het Nederlandse voorschrift van een opening van de zitting door de regerende vorst was ontleend aan de onder koning-stadhouder Willem III definitief vormgegeven ‘Engelse inrigting’.
Ook de raadpensionaris in de Bataafse Republiek en vervolgens de Koning van Holland openden de zitting van de volksvertegenwoordiging naar Engels model. Maar de eerste echte Prinsjesdag nieuwe stijl onder Oranje vond plaats op 2 mei 1814. In de Haagse Trèveszaal opende soeverein vorst Willem I met het nodige ceremonieel en een toespraak de buitengewone vergadering van de Staten-Generaal. De nieuwe Grondwet schreef voor dat de gewone zitting op de eerste maandag van november ‘door den Souvereinen Vorst of door eene commissie Zijnentwege’ werd geopend. Dat gebeurde voor het eerst op maandag 7 november 1814.
In 1815 aanvaardde Willem I de koninklijke waardigheid. De Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden introduceerde het tweekamerstelsel en sprak voortaan van de opening ‘in eene vereenigde zitting der beide Kamers’ door de Koning. Nadat die nieuwe Grondwet was aanvaard, kon koning Willem I op 21 september de Staten-Generaal in de Gotische Zaal van het Brusselse stadhuis openen. Dat was wederom een bijzondere zitting. Gewone zittingen opende de Koning voortaan op de derde maandag van oktober, tot 1830 beurtelings in Den Haag en Brussel. Bij de grondwetsherziening van 1848 werd de datum opnieuw vervroegd naar de derde maandag van september.
En na een volgende herziening, in 1887, werd het ten slotte de derde dinsdag van september, om te vermijden dat volksvertegenwoordigers op zondag moesten reizen. De eerste Prinsjesdag op ‘de derde dinsdag’ was 18 september 1888.
Het ceremonieel op Prinsjesdag is sinds 1815 gebaseerd op een besluit van koning Willem I over de ‘groote ceremoniën’. Op 17 maart 1815, de dag na het aannemen van de koningstitel, stelde Willem I met dit besluit officieel de plechtigheden rond de opening van de Staten-Generaal vast. De koninklijke stoet wordt daarin gedetailleerd beschreven: ‘Zijne Majesteit in eene koets met acht paarden bespannen, met een rijknecht te voet naast ieder paard en nevens de koets aan beide zijden drie lakeijen’. Tot 1890 vergezelden overigens alleen de mannelijke leden van het Koninklijk Huis de Koning. In 1903 deed de Gouden Koets voor het eerst dienst op Prinsjesdag. Voordien begaf de koning(in) zich in de Glazen Koets naar de opening.
Opening van de Staten-Generaal door de Koning persoonlijk is steeds de regel geweest. In de uitzonderlijke gevallen dat een commissie de opening namens hem verrichtte was het ceremonieel veel eenvoudiger. Onder koning Willem 1 deed zich dit bijvoorbeeld voor in 1819 na het overlijden van zijn zuster Louise, en in 1837 na het overlijden van zijn echtgenote Wilhelmina. De laatste opening door een commissie (sinds 1933 doorgaans bestaande uit de minister van Binnenlandse Zaken) vond plaats in 1948. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de koninklijke stoet drastisch vereenvoudigd, mede wegens een tekort aan paarden. In de jaren ’30 van de twintigste eeuw draaide men die vereenvoudiging gedeeltelijk terug.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog maakte koningin Wilhelmina gebruik van auto’s op Prinsjesdag. Zij wilde daarmee benadrukken dat zo kort na de oorlog soberheid op zijn plaats is. Bovendien beschikte het koninklijk staldepartement over onvoldoende paarden om een koets in te spannen. Maar in 1948 keerde het oude ceremonieel, met Gouden Koets en gala-uniformen, terug.
De koninklijke stoet wordt omgeven met veel militair ceremonieel in de vorm van ere-afzettingen en ere-escortes. In 1974 werd als gevolg van een gijzeling in de Franse ambassade besloten tot een soberder Prinsjesdag; op Prinsjesdag 2001 hield de Gouden Koets even stil bij de ambassade van de Verenigde Staten, als eerbetoon aan de slachtoffers die kort daarvoor bij de aanslag op het World Trade Center in New York waren gevallen.
De vaste uitroep ‘Leve de Koningin!’ na het voorlezen van de troonrede werd in 1897 geïntroduceerd door Tweede-Kamerlid J.H. Donner. Na zijn vertrek uit de Tweede Kamer namen collega’s het van hem over, totdat die taak in 1946 definitief overging op de voorzitter van de verenigde vergadering. Van 1815 tot 1904 vond de openingsplechtigheid plaats in de gewone vergaderzaal van de Tweede Kamer. Sinds 1904 vormt de gerestaureerde Ridderzaal een ruimere, meer geschikte locatie.
De begrippen ‘zitting’ en ‘opening’ zijn in 1983 uit de Grondwet verdwenen. De jaarlijkse plechtige aanwezigheid van de koning(in) in de volksvertegenwoordiging is echter gehandhaafd, als ‘waardevolle, in de traditie verankerde openbare uiting van de band tussen staatshoofd en parlement’. De laatste jaren is op het politieke deel van Prinsjesdag regelmatig kritiek te horen, omdat de plannen van de regering steeds voortijdig uitlekken. Voorlopig dieptepunt was het uitlekken van een conceptmiljoenennota in 2004.
Zie ook commissie van in- en uitgeleide> troon >troonrede.