Gepubliceerd op 29-06-2020

inhuldiging

betekenis & definitie

Plechtigheid in de vorm van een Verenigde Vergadering, waarin een nieuwe vorst wordt bevestigd in zijn ambt. Volgens de Grondwet vindt de beëdiging en inhuldiging van de Koning ‘zodra mogelijk’ plaats nadat hij is begonnen met de uitoefening van het koninklijk gezag.

Nadat de Koning tijdens die in Amsterdam gehouden bijeenkomst trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van zijn ambt heeft gezworen, ‘huldigen’ de leden van Eerste en Tweede Kamer hem. De voorzitter van de Verenigde Vergadering leest een plechtige verklaring voor, die vervolgens door alle leden hoofdelijk wordt bevestigd. In die tegenwoordig namens de State-nGeneraal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba uitgesproken verklaring ‘ontvangen’ de parlementariërs de nieuwe Koning ‘in naam van de volkeren van het Koninkrijk’. En zij zweren of beloven de onschendbaarheid van de Koning en de rechten van zijn koningschap te handhaven.De verplichtingen van Koning en Staten-Generaal worden niet in het leven geroepen door de eden of beloften die ze tijdens de inhuldigingsplechtigheid afleggen, maar alleen plechtig bevestigd. Daarmee heeft de inhuldiging vooral een ceremonieel karakter. In strikt juridische zin is de inhuldiging niet of nauwelijks van betekenis. Beëdiging en inhuldiging vormen geen voorwaarden voor de uitoefening van het koninklijk gezag. De rechten en verplichtingen van de nieuwe Koning vloeien niet voort uit een bepaalde handeling van hemzelf of van anderen, maar berusten op de Grondwet. Ze gaan onmiddellijk bij abdicatie of overlijden van zijn voorganger op hem over (‘De Koning is dood, leve de Koning!). Een ‘troonzetting’ of‘kroning’ is in een op de Grondwet gebaseerde monarchie dan ook overbodig.

Van de huidige constitutionele monarchieën in Europa heeft alleen de Britse een uit voorgrondwettelijke tijden stammende kroningstraditie gehandhaafd. Ook daar is de plechtigheid juridisch niet van belang, maar voornamelijk van godsdienstig en historisch gewicht. Elders volstaat meestal een eedaflegging door de nieuwe vorst. In een enkel geval (in België, bijvoorbeeld) heeft die overigens wel een constitutief karakter, wat betekent dat de troonopvolger pas na die plechtigheid Koning is en ambtshandelingen kan verrichten.

Op 2 december 1813 aanvaardde Willem Frederik de soevereiniteit over de verenigde Nederlanden, ‘ingevolge de algemeen uitgedrukte begeerte des Volks’. Deze opdracht van de soevereiniteit bij acclamatie wenste Soeverein Vorst Willem I te zijner tijd ‘door eene solemneele inhuldiging te bekrachtigen en te bekroonen’, zo deelde hij zijn landgenoten enkele dagen later mee. De opstellers van de Grondwet grepen in samenspraak met de Soevereine Vorst terug op oude vaderlandse tradities van wederzijdse eden van vorst en onderdanen. In de landsheerlijke tijd werd een nieuwe vorst in de uitoefening van zijn rechten erkend nadat hij had gezworen de fundamentele privileges en tradities van een gewest te zullen eerbiedigen. Voor die gebeurtenis werd het woord ‘huldinge’ of ‘inhulding’ gebruikt. Ook ten tijde van de Republiek was ‘inhuldiging’ een vertrouwde term geweest.

De Prinsen van Oranje werden bijvoorbeeld als Baron van Breda en Markgraaf van Vlissingen en Veere plaatselijk ingehuldigd. Het begrip ‘inhuldiging’ kreeg in 1814 een plaats in de Grondwet en werd daardoor verankerd in het Nederlandse staatsbestel.

De Grondwet van 1814 gaf Amsterdam de titel hoofdstad en schreef voor dat de inhuldiging daar moest geschieden. Dat de ceremonie in de Nieuwe Kerk plaatsvindt berust niet op een grondwettelijk voorschrift. Voor die keuze werden in 1814 voornamelijk praktische gronden aangevoerd. Op 30 maart 1814, een dag na de aanvaarding van de nieuwe Grondwet, werd Willem I als Soeverein Vorst ingehuldigd.

In 1815, na de stichting van het (verenigd) Koninkrijk der Nederlanden verdween de titel hoofdstad en het monopolie van Amsterdam op de inhuldiging uit de Grondwet. De plechtigheid zou voortaan ‘onder den blooten Hemel’ plaatsvinden, de ene keer in een door de Koning te bepalen zuidelijke stad, de andere keer in Amsterdam. De inhuldiging van Willem I als Koning der Nederlanden vond dan ook in de openlucht plaats in Brussel, op 21 september 1815. Na de afscheiding van België kreeg Amsterdam in 1840 het alleenrecht op de inhuldiging terug. De bepaling over de blote hemel sneuvelde bij de grondwetsherziening; dat voorschrift was uitsluitend te danken geweest aan de Belgen. De inhuldiging van koning Willem II speelde zich op 28 november 1840 dan ook weer af in de Nieuwe Kerk. Van die locatie is sindsdien niet afgeweken.

Hoewel de inhuldiging in een kerk plaatsvindt, is het formeel een staatkundige plechtigheid. Bij de inhuldiging van Willem I als Soeverein Vorst werd de staatkundige plechtigheid op diens verzoek onmiddellijk gevolgd door een godsdienstige plechtigheid. Die formele scheiding was in 1840 niet in het programma aangegeven, waardoor de inhuldiging van koning Willem II met preek, zegenbede en psalmgezang volgens sommigen te zeer het karakter van een hervormde eredienst kreeg. Sinds de inhuldiging van koning Willem III komt er dan ook geen dominee meer aan te pas.

Bij het overlijden van koning Willem III werd zijn dochter Wilhelmina in 1890 Koningin der Nederlanden. Zolang Wilhelmina minderjarig was, nam haar moeder Emma het koninklijk gezag waar. Als regentes werd koningin-moeder Emma niet ingehuldigd, maar legde zij de grondwettelijk voorgeschreven eed van trouw aan Koningin en Grondwet af in een Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal in Den Haag. Op 31 augustus 1898 bereikte koningin Wilhelmina de leeftijd van achttien jaar. Haar inhuldiging vond plaats op 6 september 1898. Nadat Wilhelmina op 4 september 1948 afstand van de troon had gedaan, werd koningin Juliana op 6 september 1948 ingehuldigd.

Op haar beurt deed Juliana op 30 april 1980 in het Koninklijk Paleis te Amsterdam afstand van de troon. Haar opvolgster, oudste dochter Beatrix, werd nog diezelfde dag ingehuldigd. Ernstige straatrellen ontsierden de dag, maar konden de plechtigheid zelf niet verstoren.

Zie ook heraut van wapenen > koningsmantel > koning van wapenen > regalia.