Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

Gepubliceerd op 22-02-2023

STADIUM

betekenis & definitie

ontwikkelingsperiode. De groei van het verstand en van het gevoelsleven van de mens heeft geen regelmatig verloop, maar maakt bepaalde stadia door, die telkens een vooruitgang betekenen en waardoor een nieuwe organisatie van het geheel ontstaat.

De verstandelijke→ ontwikkeling van het kind verloopt volgens→ Piaget via 5 duidelijke etappes: le stadium, een zintuiglijk-motorische periode (van de geboorte tot 2 jaar), tijdens welke het kind zich een idee vormt der dingen n.a.v. fragmentarische waarnemingen, en zijn ‘ik’ vormt, dat verschilt van het beeld der anderen.

2e stadium, een pre-operatief stadium (van 2-4 jaar) dat beheerst wordt door een hoofdzakelijk egocentrische en anthropomorfische denkwereld (‘kijk moeder, de maan loopt me achterna’).
3e stadium, een intuïtieve periode (van 4-7 jaar) van verstandelijke realisering zonder redenering: het kind voert bepaalde handelingen uit, die hij zich niet duidelijk kan voorstellen, bijv. die van een vloeistof overbrengen in een buisje met een andere vorm (hij denkt dat de omvang verandert met de vorm).
4e stadium, een stadium van concrete operaties (8 tot 11 jaar) waarin, ondanks het leren van bepaalde begrippen (klas, serie, aantal, causaliteit), het denken verbonden blijft met iets concreets.
5e stadium, een periode van formele operaties (die ongeveer ontstaat met de puberteit, tussen 12 en 14 jaar).

Het denken werkt in het abstracte, vormt hypothesen en verifieert deze.

De psychoanalytici beschrijven ook 5 fundamentele stadia in de affectieve ontwikkeling van het kind, stadia die betrekking hebben op de→ erogene zones waarop de seksuele energie, alvorens volgroeid te zijn, zich geleidelijk richt:

1.het→ orale stadium (eerste levensjaar) waarin de mond de

grootste lust verschaft;

2.het sadistisch-anale stadium (2e en 3e jaar) waarin de interesse gaat naar de ontlasting;
3.het→ fallische stadium (4e en 5e jaar): de geslachtsdelen worden het belangrijkst; de bevrediging wordt verkregen door middel van→ masturbatie;
4.de periode van→ latentie (van het 6e jaar tot de puberteit) waarin er sprake is van een insluimering der seksuele aandriften onder invloed van sociaal-culturele factoren (gezin, school, godsdienst);
5.het→ genitale stadium (die correspondeert met de puberteit) waarin de seksualiteit een volwassen vorm aanneemt. Deze verschillende stadia zijn niet onwrikbaar; ze doorkruisen elkaar en komen niet bij iedereen op hetzelfde tijdstip (erfelijke, sociale, culturele, economische en klimatologische omstandigheden).→ Achterlijkheid, Angst, Kindertijd, Paranoia, Regressie.