(klo:f) v. (kloven : -je; [klieven]
I. Eig. opening, veelal door gewelddadige scheuring ontstaan : een diepe in een rots ; een ontstaan door → verwering; zijn vel is vol kloven; kloven in de lippen, in de handen; tussen hemel en aarde ligt een grote -; een overbruggen, een toenadering bewerken. Syn. → barst.
II. Metf.
1. verwijdering, breuk: er is een grote tussen hen ontstaan ; de tussen twee partijen graven, dempen.
2. afstand : er is een grote tussen waar en waarschijnlijk.