Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

hemel

betekenis & definitie

('he:məl) [msch. welfd]

I. Eig. m. (-en; -tje)
1. schijnbaar gewelf dat de aarde omsluit: de blauwe, azuren -; de hoge -; de betrekt; de maan, de zon staat aan de -; de -en verkondigen Gods grootheid; de vogelen des -s.

Gez. als de (in-) valt zijn alle mensen of mussen dood, gezegde om met iemands zwaartillende onderstellingen te spotten; de politieke -, de politieke toestand; iemand tot de prijzen, verheffen, uitermate; onder de zuidelijke -, in de zuidelijke streken; onder de blauwe, blote -, in open lucht; tot (aan) de reiken, zeer hoog; tussen - en aarde zweven, in de lucht zweven of in het onzekere verkeren. →: emmer. Syn. uitspansel.

2. Uitbr.
a. Algm. boven de hemel (1) gedachte woonplaats der goden of van God : de goden dronken nektar in de -(en); de Joden namen verschillende, drie, zeven of negen -en aan.
b. Inz. verblijf waar de engelen en de zaligen door het bezit van God voor eeuwig gelukkig zijn : in de komen; ten varen; Onze Vader, die in de -en zijt.

Gez. dat schreeuwt, schreit ten -, dat eist wraak van God; - en aarde bewegen, alles in het werk stellen om zijn doel te bereiken; in de derde of in de zevende zijn, het toppunt van geluk, van zaligheid bereikt hebben; uit de zevende vallen, teleurgesteld worden in hooggespannen verwachtingen. →: engel. Syn. paradijs. Tgst. hel. II. Metn. God : de Hemel zegene u; de Hemel zij dank; dat geve de Hemel! help! goede, goeie, lieve -, wat gaat er gebeuren? -tje lief!, twee uitingen van medelijden. →: arm. III. m. (-s; -tje) Metf.

1. iets dat gelijkt op de hemel (I 1) nl.
a. geschilderde hemel op schilderijen,
b. een der stroken linnen die dwars over het toneel gespannen zijn en de lucht of de zolder voorstellen,
c. baldakijn: de van een troon.
d. bovenstuk van een rijtuig,
e. overkapping waaraan de gordijnen van een ledikant hangen,
f. gewelf : de van een steengroef.
2. iets dat gelijkt op de hemel (I 2) nl.
a. schone landstreek, heerlijk oord.
b. uiterst geluk : een op aarde.

< >