('scheuring) v. (-en)
1. Eig. het scheuren: van een vlies, van weiland, van het hart.
2. Metn. het gescheurd, verdeeld, gesplitst zijn: een in de staat, in de Kerk.
Gepubliceerd op 04-02-2020
betekenis & definitie
('scheuring) v. (-en)
1. Eig. het scheuren: van een vlies, van weiland, van het hart.
2. Metn. het gescheurd, verdeeld, gesplitst zijn: een in de staat, in de Kerk.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: