A. tw. ter nabootsing van dat geluid -! en de vlieg was dood.
B. m. (-pen; -je)
I. Eig.
1. dat geluid : de opgeblazen papieren zak barstte met een -; het geweer ging af met een -; dat gaf een -; de op de vuurpijl, het knallend sloteffekt of Fig. het alles bekronende slot.
2. Uitbr.
a. slag met dat geluid : hij wierp de deur dicht met een -; een met de zweep; een van het water tegen het schip; een om de oren, op de wang, op de schouder; -pen geven, toedienen, uitdelen; er vallen -pen; -pen krijgen; in het knikkerspel noemt men, een krachtig voortstuwende beweging, een -.
Gez. de -, O. I. het toedienen van een lichamelijke tuchtiging aan een luie of onwillige arbeider; een in ’t gezicht, ook Fig. een belediging; geen -, niet het minste; geen om de oren waard zijn, de aandacht, de belangstelling niet waard zijn; het regende -pen, er werden veel klappen gegeven. →: vlieg.
b. plotseling, onverhoeds komende slag : een harde van de ankerketting; →: eensklaps; een water, met een plotselinge slag overkomende hoeveelheid zeewater ; een van de (hoge) molen beet-, weghebben, verdwaasd zijn door eigenwaan, inbeelding of niet goed bij ’t verstand zijn.
II. Metf. [van 2 b] rampspoedige ervaring inz. zwaar verlies : dat spekuleren gaf hem een lelijke - of lelijke -pen; geduchte -pen krijgen. III. Metn. voorwerp dat geluid maakt met een klap (I 1) o. a.
1. Eert. klepper van de melaatsen, die kwamen bedelen : met de gaan, lopen; op de lopen, klaplopen.
2. klepper van de nachtwaker : elk uur deed de waker de ronde met de -.
3. (met een klap) neerslaande klep : de van een secretaire, van een bureau.
4. klep die zich (met een klap) op en neer beweegt : de van een ophaalbrug, een (klap)tafel.