Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

verstand

betekenis & definitie

(vər'stant) o. (-en; -je)

A. [< verstaan II 1 a]
I. Eig. het verstaan, begrijpen : het komt niet voor de jaren. Gez. dat gaat mijn te boven, ik begrijp dat niet; een hebben als een garnaal, zogoed als geen verstand hebben; iemand iets aan zijn brengen, het hem doen begrijpen, inzien; met dien -e dat, onder die voorwaarde dat, mits; niet wel bij zijn zijn, min of meer krankzinnig zijn ; tot goed der zaak, om ze goed te verstaan, te begrijpen; tot komen. tot beter inzicht; van iets zoveel hebben als een koe van saffraan, er niets van begrijpen; van zijn beroofd zijn of zijn verloren hebben, zinneloos zijn.

II. Metn.

1. vermogen om iets te verstaan, te begrijpen : een man met een alledaags, gezond -; zijn gebruiken. Gez. daar staat mijn bij stil, dat begrijp ik niet; weer bij zijn komen, zijn verstand terugkrijgen ; zijn op iets spitsen, zijn volle denkkracht er op zetten. → jaar, ons. Syn. → geest.
2. man van verstand (1) : een groot -.
B. [< verstaan II 1 b] verstandhouding : met de vijand hebben.
C. [< verstaan II2] kennis, wetenschap: daar heeft hij geen van.