RENSWOUDE, een Dorp in het Sticht van Utrecht, onder het Kwartier Eemland. Met regt verdient het eene plaats op de lijst van fraaie Landdorpen.
Behalven het sieraad, welk het ontleent van den breeden Rijweg, tusschen de Steden Amersfoort en Rheenen, welke daar door loopt, en aan weerkanten met hoog opgaande boomen is beplant, hebben de Huizen een lustig aanzien, door de tuinen of bestraate voorpleintjes, hoedanig een men genoegzaam voor ieder Huis ontmoet, en die met Doornheggen van elkander zijn afgescheiden. De Kerk, die een weinig buiten het Dorp staat, is een sierlijk achtkantig gebouw, Koepelswijze gedekt. Aanzienlijke personaadjen bevorderden den opbouw, door milde geschenken. De Heer en de Vrouw hebben ’er ieder een afzonderlijk gestoelte, nevens eenen Grafkelder. De nabuurschap heeft een bekoorlijk aanzien, van wegen de vrugtbaare Koornlanden, die eene goede soort van Rogge en Boekweit opleveren. Het Huis Renswoude legt een weinig buiten het Dorp, ten Zuiden van de Kerk. Het is een zeer aanzienlijk gebouw, hebbende, aan den voorkant, een dikken opgaanden Toren, en ter wederzijde twee kleinere op de hoeken. Nevens het Voorplein, is het Gestigt, nevens de noodige daar toe behoorende mindere gebouwen, van eene diepe Graft omringd. De beplantingen zijn uitgebreid, als wordende op bijkans veertig Morgens gronds begroot. Zij zijn zeer regelmaatig aangeleid, praalende met Starrebosschen, Vijvers, Watervallen en de bekoorlijkste gezigten. Reeds in den jaare 1536, wierdt dit Huis, door ’s Lands Staaten, voor eene Ridderhofstad erkend. Het Huis Renswoude is de aangenaame verblijfplaats der Heeren of Vrouwen van de hooge en vrije Heerlijkheid van dien naam; die, reeds zedert bijkans Vijfdehalve Eeuw bekend, in dat aanmerkelijk tijdverloop, dikmaals van eigenaars heeft verwisseid. Van den Jaare 1623 tot in den Jaare 1740 behoorde zij aan het Geslagt van VAN REEDE. Door het overlijden van Jonkheer FREDERIK ADRIAAN, Baron van Reede, President van de Edelen en de Ridderschap ’s Lands van Utrecht, kwam thans de Heerlijkheid op deszelfs Weduwe, Vrouwe MARIA DUYST VAN VOORHOUT, Vrouwe in Moerkerke en Middelharnas, die, gelijk bekend is, haare naagedagtenis aan de Onsterflijkheid gewijd heeft, door de aanzienlijke Erfmaakingen aan het Kinderhuis der Stad Utrecht, en de Weeshuizen te Delft en in ’s Graavenhage. Zints het overlijden deezer Vrouwe, is Renswoude gekoomen in het Geslagt van TAATS VAN AMERONGEN. Zeer aanzienlijke Voorregten zijn aan deeze Heerlijkheid verknogt. De Heer daar van bezit alle de regten eener hooge en vrije Heerlijkheid, waar toe zij, in den Jaare 1674, wierdt verheven, ten behoeve van JOHAN, Baron van Reede. In het beroepen van den Predikant van het Dorp heeft hij het regt van goed- en afkeuringe; oeffent het regtsgebied over alle burgerlijke en lijfstraffelijke misdaaden, uitgezonderd die van gekwetste Majesteit, en bezit voorts het regt van de vrije Jagt. De Regtbank bestaat uit zeven Schepenen, nevens eenen Schout en Sekretaris. Eindelijk heeft men ’er eenen Drossaart, wiens post is, te waaken voor de regten van den Heere der Heerlijkheid.