een Riddermatige Hofstad, aan de rechterzijde van den Ouden Rhijn, tusschen Wijk te Duurstede en de Stad Rheenen, nabij het Dorp Amerongen, en de Adelijke Huizen Waijenstein, Zuilenstein, Lievendaal, Berkenstein en Natewisch. Zo veel het Huis aangaat, is het leenroerig aan de Staaten van Holland; doch wegens deszelfs Voorburg, aan die van Utrecht, als een Gaasbeeksch Leen. Het is onzeker, door wien, of op wat tijd, het oude Huis Amerongen gesticht is; maar dit weet men, dat het, door de Franschen, in ’t Jaar 1672, verwoest is, en, na derzelver vertrek, op de oude grondvesten, met een prachtig vierkant gebouw opgetrokken.
Eertijds behoorde het aan ‘t geslacht van de BORRENS, die zich BORRE VAN AMERONGEN noemden, zo als hun wapen aantoont. Ook zijn de Bastaarden van Kuilemborch, de Nijenrodens, de Zwietens, de Hemerts, daar van eigenaars geweest; van welke het is overgegaan op het aloude en zeer edel geslachte van de RHEDENS; zijnde, in 1720, GODART ADRIAAN, Graave van Athlone, Baron van Rhede, daar mede beleend. Tot deeze Ridderhofstede behoort ook de Heerlijkheid van het Dorp Amerongen; waar van de tegenwoordige bezitter is de Heer FREDERIK CHRISTIAAN RIJNHARD, Baron van Rhede, Graaf van Athlone.
AMERONGEN, het Dorp van deezen naam, gelegen in de nabuurschap van opgemelde Huis, is zeer aanzienlijk en wel bewoond, hebbende een middelmatige Kerk, met een fraaijen spitzen toren; de Gemeente word bediend door een Predikant, onder de Klassis van Wijk en Rheenen behoorende.
CORTGEEN, die kort na den aanvang der XVII Eeuwe zijn Stichtsch Cronijke geschreeven heeft, noemt dit Dorp Emmeringen, en de geleerde ANTH. MATTHEUS, volgens oude Brieven, Hemur-Enge. Ook komt het voor onder den naam van Lote, Later of Luterveld, zo als nog een gedeelte van ’t Dorp genaamd word. Over het Rechtsgebied van dit Dorp, en over verscheiden Eigendommen, hofdiensten, huizen, landen en tienden, is, in de XII Eeuw, en laater, menigmaal verschil ontstaan, tusschen Bisschop GODEBALD, Heer GIJSBERT VAN ABCOUDE, en andere; tot dat eindelijk de Domproost zwoer, dat hem het Rechtsgebied alleen toebehoorde, en, op dien Eed, naar gebruik dier tijden, het zelve verkreeg; verblijvende, echter, het Hooge Rechtsgebied aan den Bisschop, en het middelbaare tusschen hun beiden Zie MATTHEUS, de Jure Gladii, Cap. 13.
Dit Dorp heeft de beklaaglijke rampen des oorlogs mede ondervonden. Volgens VOSSIUS werd het, in ’t jaar 1420, doch volgens BUKMAN, in 1421, en volgens SLICHTENHORST, in ’t jaar 1422, door het Krijgsvolk van Hertog REINOUD VAN GELDER, afgebrand, tot wraak over de bedrijven van Bisschop FREDRIK VAN BLANKENHEIM, op de Veluwe gepleegd. Het zelfde lot onderging het, nevens andere Dorpen onder ’t Sticht, om reden dat Bisschop RUDOLP VAN DIEPHOLT groote verwoestingen op de Veluwe aangerecht had; en werd, door ARNOUT VAN GELDER, in 1427, in de assche geleid.
In den jaare 1585, geschiedde, in de nabuurschap van Amerongen, een felle slag, tusschen JAN BASTISTA TAXIS, overste van VERDUGO, Spaanschen Gouverneur van Friesland, en ADOLFH, Graave van Meurs, ten nadeele van de Staatschen.
In ’t jaar 1434, werd Jonker GIJSBERT VAN NIJENRODE met het huis van Amerongen verlijd, met zulk een recht van Leen, als zijne Voorvaderen het bezeten hadden. Uit dit Geslacht is het weder gekomen aan dat van BORREN, en eindelijk, door koop, aan dat van RHEDE. GODART VAN RHEDE, Heer van Saasvelt deeze Heerlijkheid dus magtig geworden zijnde, verkreeg het, voor 8000 Guldens, in ’t jaar 1561, van Koning FILIPS DEN II, in Pandschap, en bezat het tot in het jaar 1615, wanneer het Pandschap, door de Ordinaris Gedeputeerden van Utrecht, na voorgaande opzegging, werd afgelost, met te ruggeeving van gemelde 8000 Guldens. Het bleef dus aan de Domeinen van die Provintie tot in het jaar 1629, wanneer die van ’t geslacht van RHEDE het wederom in pandschap ontvingen; waartoe de aanprijzingsbrief van wijlen Prins FREDRIK HENDRIK, van den 8sten Februarij, geen geringe klem gaf.
De verdiensten van GODART ADRIAAN VAN RHEEDE zijn oorzaak geweest, dat het, op den 4den Augustus 1676, door de drie Leden van Utrecht, van alle pandschap ontheven, en het Huis en de Heerlijkheid van Amerongen, zo wijd en breed die zig eenigzins uitstrekken, tot eene hooge en vrije Heerlijkheid verheeven zijn, met een erflijk recht, om door hem, en zijne nazaaten, vermaakt en geërfd te konnen worden, als een vrij en eigen goed, van alle Heeren en Vrouwen, die het namaals zouden bezitten, en met volle recht, om aldaar, ten eeuwigen dage, te oeffenen alle soorten van Rechten, niets uitgezonderd, dan alleen de misdaad van gekwetste Majesteit.
MATTHEUS, de jure Gladii; P. DOR, Nederl. Oorlogen, XX. Boek; SLICHTENHORST, Geldersch. Gesch. VOSSIUS, Nederl. Jaarboeken. Van de Heeren VAN AMERONGEN, zal hier beneden gesproken worden.