eene Ambagtsheerlijkheid en Dorp, in Rhijnland, ter wederzijde van de Trekvaart tusschen de Steden Haarlem en Leiden, doch naast aan de laatstgenoemde Stad; van welke het Dorp bijkans achttienhonderd Roeden legt. Het Ambagt vinden wij begroot op dertienhonderd vijfënvijftig Morgens en tweehonderd tweeënvijftig Roeden Lands.
Daar binnen leggen zeer veele Duinen, welke voormaals van Konijnen plagten te krielen, doch, zints een goed aantal jaaren, tot groot voordeel der nabuurige Landen, daar van ontbloot gehouden worden. Voorhout, wil men, heeft zijnen naam ontleend van een Hout of Bosch, daar het voor of tegen aan lag. Volgens de aloude Kronijken zou dit Bosch zeer groot geweest zijn, en zich heel tot Haarlem hebben uitgestrekt: zo dat men het Haarlemmerhout voor een overblijfzel daar van zoude moeten houden. Het Dorp, indien het Forehult, in eenen Brief van den Jaare 1083 vermeld, het tegenwoordige Voorhout zij, is van hooge Oudheid. De Kerk, pronkende met een fraaien spitzen Toren, was eertijds eene Parochiekerk, aan den H. BARTHOLOMEUS toegewijd. Van hier dat de Kermis van het Dorp, nog heden, kort naa den feestdag van dien Heilige gehouden worden. De Gemeente der Hervormden wordt bediend door haaren eigen Leeraar, dien zij, voormaals, met het nabuurig Noardwijkerhout piagt gemeen te hebben.Zie VAN LEEUWEN, Batavia Illustr.