- Aan diggelen vallen (spreekwoord)
- Aan dovemans deur kloppen (spreekwoord)
- Aan dovemansdeur kloppen (spreekwoord)
- Aan duidelijkheid niets te wensen over laten (spreekwoord)
- Aan een boom, zó vol geladen mist men vijf, zes pruimen niet (spreekwoord)
- Aan een dovemans deur kloppen (spreekwoord)
- Aan een euvel mank gaan (spreekwoord)
- Aan een goed visser ontglipt ook wel eens een aal (spreekwoord)
- Aan een goed visser ontglipt wel een aal (spreekwoord)
- Aan een goed visser ontglipt wel eens een aal (spreekwoord)
- Aan een klein vogelken past gene grote bek (spreekwoord)
- Aan een klein vogeltje past geen grote bek (spreekwoord)
- Aan een kleine vogel past geen grote bek (spreekwoord)
- Aan een krom hout zijn geen rechte kanten (spreekwoord)
- Aan een kwade ram gekoppeld zijn (spreekwoord)
- Aan een pijnlijk koordeken trekken (spreekwoord)
- Aan een touw vastzitten (spreekwoord)
- Aan een zijden draad hangen (spreekwoord)
- Aan elkaar gewaagd zijn (spreekwoord)
- Aan elkander gewaagd zijn (spreekwoord)
- Aan gene zijde van het graf (spreekwoord)
- Aan gruzelementen liggen (spreekwoord)
- Aan handen en voeten gebonden zijn (spreekwoord)
- Aan hem is geen zalf te strijken (spreekwoord)
- Aan het adres van . . (spreekwoord)
- Aan het eind van zijn Latijn zijn (spreekwoord)
- Aan het eind van zijn akker zijn (spreekwoord)
- Aan het einde van de wereld wonen (spreekwoord)
- Aan het kortste eind trekken (spreekwoord)
- Aan het laatje zitten (spreekwoord)
- Aan het langste (kortste) eind trekken (spreekwoord)
- Aan het langste (of: kortste) eind trekken (spreekwoord)
- Aan het langste eind trekken (spreekwoord)
- Aan het langste koordeken trekken (spreekwoord)
- Aan het langste koordje trekken (spreekwoord)
- Aan het licht komen (spreekwoord)
- Aan het lijf gegoten zitten (spreekwoord)
- Aan het plukharen gaan (spreekwoord)
- Aan het plunderen slaan (spreekwoord)
- Aan het rechte (verkeerde) kantoor zijn (spreekwoord)
- Aan het roer zitten (komen) (spreekwoord)
- Aan het slechtste eind zijn (spreekwoord)
- Aan het vee kent men de man (spreekwoord)
- Aan het vele lachen herkent men de dwaas (spreekwoord)
- Aan het verkeerde adres zijn (spreekwoord)
- Aan het verkeerde kantoor (adres) zijn (spreekwoord)
- Aan het voorste speen liggen (spreekwoord)
- Aan het werk kent men de meester (spreekwoord)
- Aan hete koorts gelegen hebben (spreekwoord)
- Aan hetzelfde been knagen (spreekwoord)
- Aan hoger boord zijn (spreekwoord)
- Aan iemand (iets) de pest gezien hebben (spreekwoord)
- Aan iemand (iets) een hele ruggesteun hebben (spreekwoord)
- Aan iemand brillen zonder glazen verkopen (spreekwoord)
- Aan iemand schrijven met goede inkt (spreekwoord)
- Aan iemand zijn gelijk Calvijn aan de duivel (spreekwoord)
- Aan iemand zijn pollevieën af vegen (spreekwoord)
- Aan iemands (goede) zorgen toevertrouwen (spreekwoord)
- Aan iemands aandacht ontsnapt zijn (spreekwoord)
- Aan iemands brein ontsproten zijn (spreekwoord)
- Aan iemands gat hangen (spreekwoord)
- Aan iemands genade zijn overgeleverd (spreekwoord)
- Aan iemands leiband lopen (spreekwoord)
- Aan iemands lippen hangen (spreekwoord)
- Aan iemands oor hangen (spreekwoord)
- Aan iets de doodsteek geven (spreekwoord)
- Aan iets gebakken zitten (spreekwoord)
- Aan lager wal geraakt zijn (spreekwoord)
- Aan lagerwal zijn (spreekwoord)
- Aan menen bindt niemand zijn paard (spreekwoord)
- Aan mijn (of: an me) nooit niet (spreekwoord)
- Aan mijn lijf geen polonaise (spreekwoord)
- Aan moeders rokken hangen (spreekwoord)
- Aan wal gaan (spreekwoord)
- Aan zijn eindje vasthouden (spreekwoord)
- Aan zijn gemoed lucht geven (spreekwoord)
- Aan z’n verontwaardiging lucht geven (spreekwoord)
- Aan ’s meesters zolen hangt het beste mest (spreekwoord)
- Aan ’t lachen kent men de zot (spreekwoord)
- Aan ’t schotelken zitten (spreekwoord)
- Aan ’t schoteltje likken (spreekwoord)
- Aan ’t vee kent men de man (spreekwoord)
- Aan ’t verkeerde kantoor zijn (spreekwoord)
- Aan ’t werk kent men de werkman (spreekwoord)
- Aanbev (afkorting)
- Aanbev. (afkorting)
- Aangaan als een Turk (spreekwoord)
- Aangeboden dienst is onwaard (spreekwoord)
- Aangeboden diensten zijn zelden aangenaam (spreekwoord)
- Aangeboren zijn (spreekwoord)
- Aangebrand en nog niet gaar zijn (spreekwoord)
- Aangebrand zijn (spreekwoord)
- Aangedraaid zijn (spreekwoord)
- Aangekleed gaat uit (spreekwoord)
- Aangeschoten zijn (spreekwoord)
- Aangetrouwd is aangewaaid (spreekwoord)
- Aangetrouwd is maar aangewaaid (of: aangedouwd) (spreekwoord)
- Aanh. Hand. I/Il (afkorting)
- Aanhalige mensen missen meestal hun doel (spreekwoord)
- Aanhangsel Handelingen I (afkorting)