- Aal is geen paling (spreekwoord)
- Aalmoezen die naar de hand ruiken, verliezen hun kracht (spreekwoord)
- Aalmoezen geven verarmt niet (spreekwoord)
- Aan 's meesters zolen hangt het beste mest of: ’s Meesters voeten verbeteren het land (spreekwoord)
- Aan (een) dovemans deur kloppen (spreekwoord)
- Aan Abrahams borst rusten (spreekwoord)
- Aan Abraham’s borst rusten (spreekwoord)
- Aan God noch zijn gebod denken (spreekwoord)
- Aan God(e)s zegen is alles gelegen (spreekwoord)
- Aan Gods zegen is alles gelegen (spreekwoord)
- Aan alle kapelletjes (of: heilige huisjes) aanleggen (spreekwoord)
- Aan alles komt een eind (spreekwoord)
- Aan beide kanten aangestoken brandt een kaars snel op (spreekwoord)
- Aan dat oor doof zijn (spreekwoord)
- Aan dat oor is hij doof (spreekwoord)
- Aan de Turken overgeleverd zijn (spreekwoord)
- Aan de aarde vaarwel zeggen (spreekwoord)
- Aan de achterband zijn (spreekwoord)
- Aan de arme wil ieder zijn schoenen afgeven (spreekwoord)
- Aan de armen gegeven, is van God geleend (spreekwoord)
- Aan de baat zijn (spreekwoord)
- Aan de bak komen (spreekwoord)
- Aan de bak komen zitten (spreekwoord)
- Aan de bak scheepskost gegeten hebben (spreekwoord)
- Aan de bakkerstrog staan (spreekwoord)
- Aan de band liggen (spreekwoord)
- Aan de baren ontwoekerd zijn (spreekwoord)
- Aan de bel trekken (spreekwoord)
- Aan de beste kat kan een muis ontlopen (spreekwoord)
- Aan de betere hand zijn (spreekwoord)
- Aan de bramen blijven (spreekwoord)
- Aan de dag treden (komen) (spreekwoord)
- Aan de dans geraken (spreekwoord)
- Aan de dans raken (spreekwoord)
- Aan de draad trekken (spreekwoord)
- Aan de draai zijn (spreekwoord)
- Aan de dunne zijn (spreekwoord)
- Aan de eerste leugen niet gebarsten zijn (spreekwoord)
- Aan de fep zijn (spreekwoord)
- Aan de flep zijn (spreekwoord)
- Aan de grond zitten (spreekwoord)
- Aan de haak bijten (spreekwoord)
- Aan de haal gaan (spreekwoord)
- Aan de haal gaan (zijn) (spreekwoord)
- Aan de haard aanbakken (spreekwoord)
- Aan de hand van . . (spreekwoord)
- Aan de hei werken (spreekwoord)
- Aan de heidenen (of: de joden) overgeleverd zijn (spreekwoord)
- Aan de heidenen overgeleverd zijn (spreekwoord)
- Aan de heidenen zijn overgeleverd (spreekwoord)
- Aan de huizenkant lopen (spreekwoord)
- Aan de inwendige zending doen (spreekwoord)
- Aan de kar steken (of: duwen) (spreekwoord)
- Aan de kat die het spit likt, moet men het gebraad niet toe vertrouwen (spreekwoord)
- Aan de kat komt een graatje toe (spreekwoord)
- Aan de kat, die het spit likt, moet men het spek (of: gebraad) niet toevertrouwen (spreekwoord)
- Aan de kat, die het spit likt, moet men het spek (of: het ge- (spreekwoord)
- Aan de klauw kent men de leeuw (spreekwoord)
- Aan de klauw(en) (her)kent men de leeuw (spreekwoord)
- Aan de klauwen herkent men de leeuw (spreekwoord)
- Aan de laatste ronde beginnen (spreekwoord)
- Aan de leiband lopen (spreekwoord)
- Aan de letter hangen (spreekwoord)
- Aan de lopende band (spreekwoord)
- Aan de maat en de strijkstok blijven hangen (spreekwoord)
- Aan de maat kent men de koopman (spreekwoord)
- Aan de man brengen (spreekwoord)
- Aan de man komen (spreekwoord)
- Aan de merken kent men de balen (spreekwoord)
- Aan de moloch offeren (spreekwoord)
- Aan de muzen offeren (spreekwoord)
- Aan de nagel blijven hangen (spreekwoord)
- Aan de natte kant zijn (spreekwoord)
- Aan de orde van de dag zijn (spreekwoord)
- Aan de pan blijven hangen (spreekwoord)
- Aan de pan blijven hangen (of: kleven) (spreekwoord)
- Aan de pees moeten (spreekwoord)
- Aan de plak ontgroeid zijn (spreekwoord)
- Aan de rand van de afgrond staan (spreekwoord)
- Aan de rand van het graf staan (spreekwoord)
- Aan de rol gaan (spreekwoord)
- Aan de rol gaan (zijn) (spreekwoord)
- Aan de schors hangen (spreekwoord)
- Aan de spijker blijven hangen (spreekwoord)
- Aan de spits staan (treden) (spreekwoord)
- Aan de toekomst bouwen (spreekwoord)
- Aan de touwtjes trekken (spreekwoord)
- Aan de veilige kant blijven (spreekwoord)
- Aan de verkeerde deur kloppen (spreekwoord)
- Aan de verkeerde kant van de toonbank staan (spreekwoord)
- Aan de vishaak bijten (spreekwoord)
- Aan de voeten van Gamaliël gezeten hebben (spreekwoord)
- Aan de vooravond staan (van grote gebeurtenissen) (spreekwoord)
- Aan de vruchten kent men de boom (spreekwoord)
- Aan de weg timmeren (spreekwoord)
- Aan de winnende hand zijn (spreekwoord)
- Aan de zolen van de meester hangt de meeste mest (spreekwoord)
- Aan de zwabber zijn (spreekwoord)
- Aan de zwarte kunst doen (spreekwoord)
- Aan de zwier gaan (spreekwoord)