Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie N
- Nederlanderschap
- Nederlands
- Nederlands-Onderwijzersgenootschap
- Nederlands-Oost-Indië
- Nederlands-West-Indië
- Nederlandse Bank
- Nederlandse Boerenbond
- Nederlandse Gereformeerde kerken
- Nederlandse Hervormde Kerk
- Nederlandse Historiën
- Nederlandse kerkprovincie
- Nederlandse leeuw
- Nederlandse werkelijke schuld
- nederslaan
- Nedersticht
- nederwaarts
- nederzetten
- nederzetting
- nee
- neef
- neefje
- neefschap
- neen
- neep
- neepjeskapje
- neepjesmuts
- neer
- neergooien
- neerhaal
- neerhalen
- neerhof
- neerhurken
- neerkomen
- Neerlandicus
- neerlaten
- neerleggen
- neerliggen
- neerpennen
- neersabelen
- neerschieten
- neerschrijven
- neerslaan
- neerslachtig
- neerslachtigheid
- neerslag
- neet
- neetoor
- neffens
- neg, negge
- negatie
- negatief
- negen
- negendaags
- negende
- negendehalf
- negenderhande, negenderlei
- negenjarig
- negenman
- negenoog
- negenponder
- negenproef
- negentallig
- negentienjarig
- negentiger
- negentigjarig
- negenweker
- neger
- negeren
- negerhaler
- negerij
- negerin
- negerras
- negerstaat
- négligé
- negligeren
- nego
- negorij
- negotiant
- negotiatie
- negotie
- negotiepenning
- negotiëren
- negrito
- negus
- Nehrung
- neien
- neigen
- neiging
- nek
- nekken
- nekkramp
- nekslag
- nekton
- nekvel
- nel
- nemen
- Nemesis
- neo
- neologisme
- neomist