Gepubliceerd op 11-11-2021

neigen

betekenis & definitie

neigde, h. geneigd (factitief van nijgen en met dit w.w. veelal verwisseld: naar de laagte [doen] gaan, benedenwaarts buigen, hellen of overhellen tot dalen): die appelboom neigt zijn zwaarbeladen takken ter aarde, de zon neigt ter kimme; zijn oor naar iets neigen, luisteren; fig. neig uw harten tot den Heer; ten val neigen; zij zijn geneigd tot.

< >