Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie N
- neophiet
- nepent, nepenthes
- nephr(o)
- nephralgie
- nephriet
- nephritis
- Nepos Cornelius
- nepotisme
- neppe
- neppen
- neptunisme, neptunismus
- Neptunus
- Nereïde
- nerf
- nergens
- nering
- neringdoende
- neringhuis
- Nero
- Nerthus
- nerveus
- nervig
- nervositeit
- nervus rerum
- nes
- Nessus
- nessushemd, nessuskleed
- nest
- nestblijver
- nestei
- nestel
- nestelen
- nestelgat
- nesteling
- nestellakei
- nesterij
- nesthaar
- nestig
- nestkuiken
- Nestor
- nestschalen
- nestveren
- nestvlieder
- nestzitter
- net
- netborstel
- netel
- netelachtigen
- neteldier
- neteldoek
- neteldoeken
- netelgaren
- netelig
- netelkoorts
- netelorganen
- netelzucht
- neten, nieten
- netenkam
- netjes
- netmaag
- netschrift
- netten
- nettenboeter
- nettenbreier
- nettigheid
- netto
- netto-opbrengst
- netto-tarra
- nettowinst
- netvleugeligen
- netvlies
- netwerk
- netzak
- neuken
- neuralgie
- neurasthenicus
- neurasthenie
- Neurenberger, Neurenbergs
- neurend
- neuriën
- neuritis
- neurologie
- neuroloog
- neuron
- neurose
- neus
- neusaap
- neusbeen
- neusbloeding
- neusbrandertje
- neusdoek
- neusgat
- neushaar
- neusholte
- neushoorn, neushoren
- neushoornkever
- neusje
- neuskijker
- neusklank
- neusletter
