Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie Z
- zuurachtig
- zuurdeeg
- zuurdesem m. (zuurdeeg; fig. werkend beginsel): de zuurdesem van de godsdienst; de oude zuurdesem, de oude zonde, het oude kwaad, Bijbel, I Cor. 5 : 7 en 8
- zuurdoorn
- zuurkast
- zuurkijker
- zuurkool
- zuurkoolton
- zuurkraam
- zuurmuil
- zuurstel
- zuurstof
- zuurtje
- zuurtoot
- zuurverdiend
- zuurvrij
- zuurzak
- zuurzakboom
- zuurzoet
- zwaai
- zwaaien
- zwaaigat
- zwaaihaak
- zwaaiing
- zwaan
- zwaanridder
- zwaanriddersage
- zwaar
- zwaarbeladen
- zwaarbelast
- zwaard
- zwaardbloem
- zwaardbroeder
- zwaardleen o. zwaardlenen (gesch. leen, waarin geen vrouwen mochten opvolgen, mannelijk leen): Holland was een zwaardleen; verg. s p i l l e l e e n
- zwaardmaag
- zwaardrecht
- zwaardridder
- zwaardslag
- zwaardvechter
- zwaardveger m. zwaardvegers (wapensmid: vervaardiger van zwaarden of blanke wapens), vero
- zwaardvis
- zwaardvormig
- zwaargebouwd
- zwaargekwetste
- zwaargewapend
- zwaarhoofd m. en v. zwaarhoofden (zwaartillend persoon)
- zwaarhoofdig
- zwaarlijvig
- zwaarmoedig
- zwaarspaat
- zwaarte
- zwaartekracht
- zwaartemeter
- zwaartepunt
- zwaartillend
- zwaartongig
- zwaarwichtig
- zwaarwichtigheid
- zwabber
- zwabberen
- zwabbergast
- Zwabisch
- zwachtel
- zwachtelen
- zwad, zwade
- zwadder
- zwadderig
- zwade
- zwager
- zwagerhuwelijk
- zwagerin
- zwagerschap
- zwak
- zwakheid
- zwakhoofd
- zwakjes
- zwakkelijk
- zwakkeling
- zwakte
- zwakzinnig
- zwalken
- zwalm
- zwalmen
- zwalp
- zwalpei
- zwalpen
- zwalpend
- zwalper
- zwaluw
- zwaluw(en)nest
- zwaluwetong
- zwaluwstaart
- zwaluwstaarten zwaluwstaartte, h. gezwaluwstaart (twee planken door zwaluwstaarten verbinden)
- zwaluwvis
- zwam
- zwammen
- zwammig
- zwamschotel
- zwanedons, zwanendons
- zwanedonzen, zwanendonzen
