Onze prehistorische voorouders gebruikten vuur om hun maaltijden te bereiden, om warm te blijven en om wilde dieren weg te houden uit de buurt van hun kampen of’ hun rotswoningen. Ze hebben het vuur waarschijnlijk al gebruikt voor ze in staat waren het zelf’ te ontsteken.
Evenals dat tegenwoordig nog wel eens gebeurt, moet de bliksem in die tijd wel eens brand hebben veroorzaakt in droge bossen. En vuur van die branden is door de holenmens waarschijnlijk meegevoerd naar zijn woonplaatsen.Op de duur ontdekte de mens echter middelen om zelf vuur te verwekken. De oudste methode van vuurmaken is bij ons weten het tegen elkaar wrijven van twee droge stokjes. Later ging men vonken slaan van stenen; nog later ontdekte men de kracht van het brandglas. Tegenwoordig kunnen we bliksemsnel vuur maken door het aansteken van een lucifer of het laten overspringen van een elektrische vonk.
De wetenschap vertelt ons, dat als iets brandt het zich verbindt met zuurstof uit de lucht. In plaats van het verbrande materiaal ontstaat altijd een nieuwe stof. Die nieuwe stof kunnen we echter niet altijd zien. Als hout bijvoorbeeld verbrandt, blijft er alleen een hoopje as over. Dat is echter niet alles; een groot gedeelte van het verbrande hout is namelijk veranderd in onzichtbare waterdamp en even onzichtbaar koolzuur.
Vuur is heel erg nuttig voor de mens. Zonder vuur zouden we rauwe biefstuk moeten eten; zouden auto’s en vliegtuigen onbekend zijn. Vuur kan echter ook een machtige, moeilijk te bestrijden vijand zijn. Ook in Nederland gaat door brand jaarlijks voor miljoenen guldens verloren.