Synoniemen zoeken
Uitgelicht
Word nu vriend van Ensie
Synoniem van vuur
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
vuur
vuur - schot(en) uit een of meer vuurwapens. Een spervuur, barrage of, minder gebruikelijk, een versperringsvuur moet verhinderen dat de vijand oprukt.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Vuur
Sterke aandrift, buitengewone gemoedsbeweging, die van voorbijgaanden aard is. De geestdrift is edeler en kalmer, onderstelt meer bewustzijn en zelfbeheersching en heeft alleen het goede en schoone ten doel. In beeldspraak wordt ditzelfde door vuur uitgedrukt, evenals ook de adjectieven warm en vurig het bezit hiervan aanduiden. De vervoering is hartstochtelijker, leidt licht tot buitensporig¬heden, en hetgeen waardoor zij wordt opgewekt, kan ook van minder gehalte zijn.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
vuur
vuur - zelfstandig naamwoord
1. licht en vlammen die je ziet als iets brandt
♢ toen de fabriek in brand stond, zagen we een groot vuur
1. hebt u vuur?
[een aansteker of lucifer voor mijn sigaret]
2. een pan op het vuur zetten
[op het gas]
3. ze gaat voor hem door het vuur
[wil alles voor hem doen]
4. met vuur spelen
[onvoorzichtig te werk gaan waardoor je jezelf en anderen in gevaar brengt]
5. in vuur en vlam staan
[heel verliefd zijn]
6. het nieuws ging als een lopend vuurtje
[iedereen wist het heel snel]
7. ik heb wel voor heter vuren gestaan
[heb wel moeilijker dingen gedaan]
8. hem het vuur na aan de schenen leggen
[scherp ondervragen, het hem lastig maken]
9. zich het vuur uit de sloffen lopen
[heel veel voor iemand doen]
10. meer ijzers in het vuur hebben
[meer mogelijkheden]
11. olie op het vuur gooien
[de emoties doen oplaaien]
12. waar rook is, is vuur
[van een gerucht is altijd wel iets waar]
13. vuur spuwen
[heel woedend zijn]
14. iets te vuur en te zwaard bestrijden
[met alle macht]
15. een vuurtje
[een aansteker of lucifer voor het aansteken van een sigaret]
2. enthousiasme en geestdrift
♢ met vuur heeft hij zijn plan verdedigd
Algemene uitdrukkingen:
1. hem onder vuur nemen
[op hem schieten]
2. tussen twee vuren zitten
[van twee kanten kritiek krijgen]
3. het vuur openen
[beginnen te schieten]
4. de vuurproef doorstaan
[slagen voor een zware test]
Zelfstandig naamwoord: vuur
het vuur
de vuren
het vuurtje