Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

PALING

betekenis & definitie

De paling is een langgerekte, ronde of zijdelings afgeplatte roofvis, die tot de familie van de beenvissen behoort. Palingsoorten leven zowel in zout als in zoet water en komen voor in gematigde en tropische gebieden.

De vis leeft van kleinere waterdieren en wordt op zijn beurt gegeten; o.a. door de mens, die paling altijd beschouwd heeft als een bijzonder smakelijk voedsel. In Nederland komt slechts één palingsoort voor (ook wel eens aal genoemd), die leeft van schaaldieren, insekten, wormen, schelpdieren, kleine vissen en viskuit. De wijfjes van deze soort worden het grootst en kunnen een lengte van 1.25 meter bereiken. De mannetjes worden gewoonlijk niet langer dan 45 cm. De wijze waarop de paling zich voortplant, is jarenlang een groot raadsel geweest. Als gevolg daarvan deden over de paling dan ook de vreemdste verhalen de ronde.

Een ervan was dat deze vis levende jongen ter wereld zou brengen. In werkelijkheid, zo weten we nu, gebeurt er het volgende:Als de paling volwassen is geworden (gewoonlijk na acht jaar) maakt zich van de vis een onweerstaanbare trekdrift meester. In donkere, stormachtige nachten tussen augustus en oktober begint het dier zijn leefgebied te verlaten en trekt het in de richting van de zee. Tijdens deze reis eten de palingen niet. Ze worden mager en bovendien begint hun lichaam sterk te veranderen. De trekkende dieren krijgen alle eigenschappen van een diepzeevis, o.a. grote ogen, een spitse kop en een zilverwitte kleur. Eenmaal in zee aangekomen, reizen de dieren rechtstreeks naar de Sargasso Zee: een deel van de Atlantische Oceaan in de buurt van de Antillen.

Daar leggen ze hun eieren. Wat er daarna met hen gebeurt, is niet precies bekend, maar het is praktisch zeker, dat ze hun vertrekpunt in Europa niet meer terugzien.

Uit de palingeitjes komen na verloop van tijd palinglarven te voorschijn: merkwaardige wezens, die wel wat lijken op langwerpige wilgeblaadjes. De larven beginnen meteen richting Europa te trekken. Tijdens die reis veranderen ze in z.g. ‘glasaaltjes’: heel kleine palinkjes, die hun naam danken aan hun doorzichtige lichaam. De glasaal trekt in grote scholen de Europese rivieren op en overwint daarbij de grootste moeilijkheden. De dieren klimmen niet alleen tegen dammen en

sluizen op, maar kunnen zich over betrekkelijk grote afstanden zelfs over land verplaatsen. Tijdens de laatste etappe van hun reis veranderen ze opnieuw van vorm. Tenslotte gaan de scholen uiteen. De afzonderlijke dieren reizen alleen verder; gaan dichter bij de bodem leven en veranderen tenslotte in jonge palingen. Ze blijven in een bepaald gebied leven tot de trekdrift hen opnieuw naar zee lokt.

Behalve onze gewone paling komen er op verschillende plaatsen op aarde nog andere palingsoorten voor. De bekendste ervan zijn de zeepaling en de moeraal uit de Middellandse Zee.

< >