Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Soevereiniteit

betekenis & definitie

vrijheid om onafhankelijk van ieder ander zelfstandig over zijn gedragingen te beslissen, vooral gebruikt t.a.v. staten en staatshoofden. Het bezit van de hoogste macht.

Zo kent men staatssoevereiniteit, d.w.z. de staat is aan geen hoger gezag onderwerpen; territoriale soevereiniteit betreffende het gebied: personele soevereiniteit t.a.v. de staatsburgers en soevereiniteit in eigen kring, d.w.z. autonomie. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was het vraagstuk van de soevereiniteit onoplosbaar. → Nederland.Litt. J.D.Dengerink, Soevereiniteit in eigen kring (1948); E.Sauer. Souveränität und Solidarität (1954); D.Ninëié, The problem of sovereignty in the charter and the practice of the United Nations (1970).