Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Maximilien Paul Léon Steenberghe

betekenis & definitie

Ned. jurist, zakenman en politicus. *2.5.1899 Leiden, ✝ 22.1.1972 Goirle. Lid van de directie van de nv Van Puijenbroeks Textielmij. te Goirle (1921): 1930 voorzitter van de Algemene R.K.

Werkgeversvereniging; 1934—35 minister van Economische Zaken; trad af wegens verschil van mening met Colijn betreffende de devaluatie van de gulden (waarvan hij een voorstander was): 1937-39 en 1939-41 opnieuw minister van Economische Zaken (1940—41 in het Londense kabinet-Gerbrandy). Trad af wegens meningsverschil met Gerbrandy. die zich uilgebreidere bevoegdheden wilde geven dan constitutioneel toelaatbaar was. Keerde na de oorlog in het Ned. zakenleven terug. Een poging 1951 tot kabinetsformatie mislukte; 1952 voorzitter van de zgn. groep-Steenberghe, die de verschillen tussen Duynstee c.s en de Kvp-partijleiding overbrugde. Ondertekende mede 1957 de verklaring, waarin een groep vooraanstaande personen uit het Ned. bedrijfsleven een aantal onderdelen van het project voor een gemeenschappelijke Europese markt voor Nederland onaanvaardbaar achtte.Litt. J.Bosman. De kvp. de groep-Steenberghe en de verkiezingen van 1952 (in: Jb. Kath.Doe.Centrum 1976).

< >