Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

KUSTVAART

betekenis & definitie

ook kleine handelsvaart. Vaart met schepen tot 500 brt., die eerst de havens van een zelfde land bediende, maar naderhand ook kusten van andere landen in haar werkgebied opnam.

Door maatregelen in de Franse tijd (Continentaal Stelsel) ging de Fr. zeevaart vrijwelgekeel teniet. Gebrek aan energie, het verzanden van verschillende havens en het nogal slappe bewind remden het herstel. Situatie duurde tot na W.0.II. In 1955 verklaarde het Prov. Bestuur ‘ieder constructief initiatief’ met betrekking tot de K. te willen steunen. Hierdoor en door de bloei van de Groninger K. een belangrijke ommekeer in de algemene mentaliteit.

Er werd geld in schepen gestoken; de jeugd begon aan een toekomst als lid van een coasterbemanning te denken. In 1957 had Frl. ca. vijf rederijen, die acht tot tien schepen in de vaart brachten. De Groninger K. meer dan 300 schepen heeft vrij veel Fr. personeel. Het aantal Fr. zeelieden zal groeien, want in 1958 zal in Harlingen een K.-school gesticht worden. Testbijeenkomsten wezen uit, dat de aanmeldingen de plaatsingsmogelijkheden (120 leerlingen) te boven gaan.

Het ontstaan van de K. is ook een poging van de binnenscheepvaart om buitengaats de eigen, slinkende bezigheden aan te vullen. Dit wordt door de regering gestimuleerd (verstrekken van premies, het verlenen van ontheffingen). De coaster is een schip dat, op de grootste typen na, zich zowel in kanalen als op zee thuis voelt. Dit laatste is ook zijn kracht, want hij brengt de vracht bij de ontvanger ‘voor de deur’, zonder dat overslag in de havens noodzakelijk is. De coaster gebruikt de Fr. hoofdkanalen veel voor doorvaart van Delfzijl naar Duitsland, België en Holland en voor lossing (Grouw ca. 70, Lwd. ca. 50 coasters per jaar). zie Coasterbouw, Scheepvaart. Zie: Leeuw. Cour. (12.11.1955; 26.8; 1.9; 10 en 28.11.1956).