Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

HARLINGEN

betekenis & definitie

(Fr.: Harns; de Hollandse en de Fr. naam zijn beide afgeleid van mansnaam Harte, Herle). Stedelijke gem. aan Waddenzee.

GEMEENTEWAPEN: 'Een wapenschild, zijnde gevierendeeld, het eerste en het vierde deel van keel, beladen met drie gouden leliën geplaatst twee en een, het tweede en derde deel van zilver, beladen met vier kruisen van keel. Het schild is gedekt met een kroon en ter rechterzijde vastgehouden door een gevleugeld vrouwenbeeld, een draak doorstekende en in de rechterhand de schaal der gerechtigheid, alles van goud.’ (-> Stadswapens). De Harlinger vlag bestaat uit een smalle, horizontale, blauwe boven- en benedenbaan, en een brede gele middenbaan, waarin een blauw-omrande cirkel, omvattende het gemeentewapen.

BEVOLKING. In 1714 7106 inw.; 1900 10372; 1958 11 456. De beroepsstructuur (1947) geeft de volgende cijfers: landbouw 330 personen, nijverheid 1566, handel en verkeer 1173, huiselijke diensten 266, overige beroepen 720. De nijverheid bestaat uit twee scheepswerven, fabrieken voor leerbewerking, houtbewerking, fabricage van bouwmaterialen, suikerwerken, kokos- en rubberprodukten, alsmede verschillende verzorgende bedrijven. In totaal werken Harlingen is, naast Dokkumer Nieuwe Zijlen, aanvoerhaven voor garnalen. De gamalenvangst is op de Waddenzee van groot belang; in de winter gaan de vissers zelfs de Noordzee op

634 personen in industriële bedrijven met meer dan tien man (1957). Er is een vrij belangrijke groothandel (o.a. hout en agrarische produkten). De stad is een verzorgingscentrum voor omgeving. Als zeehaven neemt H. een geheel eigen plaats in onder de Fr. steden. Door Vlie en langs Pollendam is het bereikbaar voor schepen met een diepgang van ca. 60 dm en een grootte van ca. 2500 brt. (ca. 4000 dead weight). Het is vooral van belang voor lijndiensten op Engeland (Huil, Goole, Leith); ook is er verkeer met andere havens aan Noord- en Oostzee. De invoer over zee bedraagt jaarlijks 25 000-30 0001, voor de helft hout; verder o.a. steenkool. De uitvoer beloopt jaarlijks 100 ooo-110000t (strokarton 40 00050 0001, aardappelen meer dan 20 0001, vlees 10 000 a 12 000, boter 6000, kaas 5000 t, verder o.a. aardappelmeel). De hele uitvoer gaat naar Engeland, behalve de aardappelen, die o.a. naar het Middellandse-Zeegebied worden verscheept. Jaarlijks doen ca. 300 schepen de haven aan. Daarnaast verkeer van doorgaande schepen, o.a. bestemd voor Lwd. en Grouw, alsmede van vaartuigen die H. aandoen voor douane-formaliteiten, en, van Scandinavië en de

Duitse zeehavens komende, via het Vlie en Kornwerderzand op weg zijn naar het Rijngebied, Holland en België. In tegengestelde richting gaat een zelfde verkeersstroom. De laatste jaren deden meer dan 900 van deze bijleggers H. aan. Ook de binnenvaart is van belang (aanvoer van natuursteen uit België en Duitsland, uitvoer van aardappelen per binnenschip). Van de Nederlandse in- en uitvoer over zee ging in 1956 0,26 pct. via H. (inclusief transito 0,15 pct.). Door de Tsjerk-Hiddessluizen passeerden 6086 schepen met 989000 t (1956) (zie Harinxmakanaal).

H. heeft een vrij belangrijke visserij (vooral garnalen). De mosselcultuur breidt zich uit op Waddenzee,

H. is hiervoor de voornaamste basis, maar het verwateren en de handel hebben nog in Zeeland plaats.

TAAL. In 1955 sprak 85 pct. der lagere-schoolkinderen Stadsfries, de rest vnl. Hollands; het Fr. element is zeer zwak in de Harlinger taal vertegenwoordigd.

KERKELIJK EN POLITIEK LEVEN. Ned. herv. 2605, geref. 678, geref. (art, 31) 546, chr.-geref. 83, luth. 211, doopsgez. 562, baptist 188, lid van het Leger des Heils 212, r.k. 1671, tot andere gezindten behorend 49, buitenkerkelijk 4060 (cijfers 1947). Bij de tweede-kamerverkiezingen in 1956 kreeg de K.V.P. 13,9 pct., P.v.d.A. 44, A.R.P. 10,5, C.H.U. 14,5, V.V.D. 8, C.P.N. 4,6, Geref. Politiek Verbond 3,7 pct. De gemeenteraad telt 15 leden: 2 K.V.P., 5 P.v.d.A., 2 A.R.P., 2 C.H.U., l V.V.D., 3 Harlinger Belang (195S).

VERKEER. H. bezit in trein en autobus (L.A.B., L.A.B.O., N.T.M. / N.A.C.O.) eenzeerfrequent personenvervoer; dat van goederen vindt per as en per schip plaats. Met Terschelling en Vlieland bestaan dagelijkse verbindingen. De nieuwe snelverkeersweg buiten ff. om zal wrsch. eind 1958, begin ’59 worden geopend.

OPPERVLAKTE EN GRENZEN. 4,55 km“ (1957), in het westen begrensd door de Waddenzee, in het noorden door Barradeel, in het oosten door Franekeradeel, in het zuiden door Wonseradeel. De bodemhoogte van H. (stad) varieert van r m + N.A.P. tot 3 rn + N.A.P. Degem. behoort tot het zeewerend waterschap Der Vijfdeelen Zeedijken Buitendijks.

GRONDSOORTEN. H. ligt in het zeekleigebied van Frl. Bij een boring werd zandige, grijze klei aangetrofïen, alsmede dikke lagen slibhoudend zand met schelpen en schelpstukken.

GEBRUIK VAN DE BODEM. Grasland 72,2 pct., bouwland 16,8 pct., tuingrond 11 pct. De veestapel bestaat uit: 256 stuks rundvee, 22 paarden, 443 schapen, 6 varkens, 122 hoenders (cijfers 1956, C.B.S.). GESCHIEDENIS. De geschiedenis is in drie perioden in te delen: a. die tot ca. 1570 (langzame groei en ontwakende energie); b. die van ca. 1570-ca. 1750 (snelle groei en tot rijpheid gekomen energie); 0. die van ca. 1750 tot aanleg Afsluitdijk (1932) (afbrokkeling en tegenslag). De periode van 1932 tot heden kan uiteraard nog moeilijk historisch worden bezien. H. was in elk geval in de 14de eeuw stad (wrsch. al in 1234).

Sinds 1287 ligt het door de grote vloed, die in dat jaar de N. toegang tot de Zuiderzee vormde, aan zee. Al spoedig handel op Hamburg, Denemarken en Oostzeelanden, maar nooit Hanzestad. In 14de en 15de eeuw profiteerde H. van de achteruitgang van Staveren, Bolsward, Lwd. en Dokkum. Belangrijk was de verplaatsing (1644-45) van de Fr. Admiraliteit van Dokkum naar H. De stad beleefde een tijd van grote bloei: ’s Lands Werf en Magazijnen, handel (op Portugal, Spanje, Frankrijk, Engeland, Oostzeehavens), industrie (rolrederijen: zeildoek en canvas; steenbakkerijen; houtzaagmolens; scheepswerven; jeneverstokerijen; zoutketen; zeepziederij, enz.).

De walvisvaart (Groenland- en Straat-Davisvisserij, Harlinger traankokerij op Spitsbergen) was van bijzondere betekenis, en werd uitgeoefend van 16341865. H. heeft diverse rederijen gehad; de zeilvaart hoorde in 1905 tot het verleden. De eerste haven dateert uit 1500, de Noorder- en Zuiderhaven zijn resp. in 1578 en 1600 gegraven, het Dok in 1851, de Nieuwe Willemshaven in 1877, de Voorhaven in 1912. In 1507 is, ter bevordering van de verbinding met het achterland, de Harlingertrekvaart gegraven. Stadsuitbreiding had plaats in: 1543, 1565, 1579, 1580 (ff. in haar geheel vesting, wallen, grachten, poorten: Haven-, Bildt-, Franeker-, Kerk- en Zuiderpoort; van verdedigingswerken rest nog een overblijfsel van O. bolwerk); verdere uitbreiding in 1597, 1934 en 1955. Bij die van 1580 is de ‘kerek ende buyrte’ van Almenum binnen ff. gesloten.

In de strijd tussen Sckieringers en Vetkopers speelde het Blokhuis (van 1496) een rol. Vroeger lag O. van ff. de adellijke state Gratinga.

MONUMENTEN. Grote sluis aan Noorderhaven, waarbij vier schildhoudende leeuwen; Raadhuis (1730 en ’56) met toren; Ned. herv. kerk (1775); Westerkerk (1669), in 1896 afgebroken; r.k. en evang.-luth. kerk; vele particuliere gebouwen in laatgotische, renaissance-, Lodewijk- en keizerrijkstijl (meer dan 80 oude gevels). Gedenktekenen voor Caspar de Robles (‘Stenen Man’) en Tsjerk Hiddes de Vries. In het Raadhuis is het gemeentemuseum ondergebracht. H. is een zeer mooie havenstad met geheel eigen karakter. Kerken (buiten de genoemde): geref., geref. (art. 31), chr.-geref., doopsgez., baptistenkerk. Scholen: drie kleuter-, acht lag., drie ulo-, twee huishoudscholen, lag. technische school, R.H.B.S., alsmede V.G.L.O.school.

In H. zijn geboren: Simon Stijl, Jacob A. Backer en Pieter Feddes, S. Vestdijk en K. Norel, F. Buitenrust Hettema. Harlinger luitenant-admiraals waren: Tsjerk Hiddes en Aucke Stellingwerf.

B., H. S.

Zie: S. Ferwerda, UitH.’s historie (1934); E. van Hinte, Sociale en econ. geogr. van H. (1936); J. Poort Jzn., H. in de loop der eeuwen (1954); Leeuw. Cour. (4.6.1955); Repert., 189-191.