Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BINNENSCHEEPVAART

betekenis & definitie

Deze omvat beurtvaart en zgn. 'wilde vaart’. Ze is tot ca. 1930 bij goederenvervoer in Frl. van groot belang geweest.

Van de door popularisering van de verbrandingsmotor — snel vermeerderende vrachtauto’s ondervond de Fr. B. felle concurrentie, doordat de vloot grotendeels uit tjalken en pramen met beperkt laadvermogen bestond.

De vrachtauto nam het regionale vervoer van kleine partijen over. Eind 1957 waren in Frl. 439 ‘wildevaart’-schippers geregistreerd (waaronder in die ook voor eigen handel voeren), samen beschikkend over ca. 55 000 t scheepsruimte.Op de ‘plaatsen van tussenkomst’ of schippersbeurzen in Lwd., Harlingen en Sneek werden in 1957 ca. 4500 ladingen (ca 375 000 t goederen) bevracht. Daarbij waren ook niet-Fr. schippers betrokken, want de beurzen schrijven elke schipper met een leeg schip in. De nieuwe grootscheepsvaarwateren (Prinses Margriet- en Van Harinxmakanaal) hebben veel overslag van goederen uit grotere in kleinere schepen (o.a. in Lemmer) overbodig gemaakt. Het verkeer in deze kanalen bleek bij het telpunt te Terhorne sinds 1938 verdrievoudigd. In totaal werd in Frl. in 1955 haast 1900000 t aangevoerd en ca. 930000 t verladen via de B. Hierin is regionaal, nationaal en internationaal vervoer begrepen, zie Veerhuis.