Geschiedenis. De kerkelijke beroering der 16de eeuw resulteerde in het ontstaan der geref. kerk na 1580.
De rooms-katholieken moeten toen nog zeer talrijk geweest zijn. Bij gebrek aan missionarissen en door krachtig optreden der calvinisten (de actiefsten in de opstand) neemt hun aantal af, tot een zekere stabiliteit optreedt.
Ca. 1580 waren er ook vele, niet-militante, doopsgezinden. Men hield twistgesprekken, maar de uitslag stond tevoren vast.
Na 1600 minderen de doopsgezinden. Ten slotte waren er de libertijnen, rekkelijken, vrijzinnigen.
In staats-, stads- en grietenijbesturen een groep van invloed die nooit verdwijnt.Het eerste Fr. protestantisme krijgt vorm door J. Bogerman, S. Lubbertus en de hunnen, nl. een steilgeref. vorm. Uiterlijk is er meer eenheid dan innerlijk. F.r waren weinig predikanten; de strijd tegen de volkszonden (onder predikanten en gemeenten) vroeg veel aandacht. De formulieren kregen wel gezag, maar Daniël Johannes Snecanus stond niet alleen.
Lutheranen en remonstranten zijn er niet, maar ook in Frl. is de strijd tussen voetianen en coccejanen levendig. Ook cartesianen en labadisten zijn een levend protest tegen een dode eenheid. B. Bekker, D. Fl. van Giffen, Joh. van der Waeijen, H. Röell hebben hun aanhang.
Op de geref. synoden is voortdurend bestrijding van cartesianen, socinianen, papisten en mennisten nodig. Ca. 1650 komt Ph. Koëller op tegen minachting van het ambt. Het ijveren voor de catechismuspreek spreekt al van onkerksheid in de 17de eeuw. Een groot deel van wat gedrukt wordt zijn preekbundels, maar vele preken zijn klaagzangen (A. Hasius). De punten van reformatie van de classis Franeker (1672) tonen duidelijk waar het hapert.
Frl. had tijdens de Republiek een eigen leven, maar afgesloten was het niet, bijv. niet voor de Franse verlichtingsgeest. Aan de Franeker Hogeschool de oude burcht der rechtzinnigheid, gesticht ‘pro Christo et ecclesia’ doceert na de Van der Waeijens en Vitringa’s H. Venema, de eerste vrijzinnige en vormt er vele leerlingen (E. Alta). De regenten waren al libertijns, de formulieren raken op de achtergrond. Reeds lang zijn er 'fijnen’, weldra ook ‘dolerenden’ (M.
Meiners). Oefenaars krijgen aanhang. Wat de 19de eeuw zal brengen, wordt voorbereid. Ook de strijd patriot-prinsgezind deed de kerk geen goed.
De staatskerk breekt af in 1795. Dan blijken er nog mennisten te zijn, ook roomsen, een kleine, levende groep. Anderen blijken alleen in naam nog geref. te zijn en straks zullen ze tot de groeiende groep buitenkerkelijken bekoren. De 19de eeuw wordt voor de Ned. H.K. in Frl. moeilijk. De percentages dalen van 90,2 in 1839 over 81,9 in 1849, 79,8 in 1869, 60,2 in 1899, 52,3 in 1920, 41,9 in 1930 tot 39,7 in 1947.
Wij zien er uit hoe afscheiding (1834) en doleantie (1886, 1892) in Frl. grote invloed hadden en hoezeer de buitenkerkelijkheid juist de H.K. geschaad heeft. Naast de 39,7 pct. van de ‘Greate Tsjerke’ (grote kerk) staan thans 23,4 pct. onkerkelijken en 24,4 pct. gereformeerden. De staat is neutraal, van een chr. maatschappij is geen sprake, hoogstens van christenen in de maatschappij.
De Fr. kerk van na 1800 kent alle stromingen van elders, maar met eigen golfslag. Zo was er een Fr. réveil, vooral in de Zuidwesthoek, waar Ph. J. Hoedemaker later zijn aanhang kreeg. De Groninger richting heeft in Frl. lang nagewerkt (S. K.
Thoden van Velzen, C. G. Wagenaar). Het modernisme heeft Frl. meer beroerd dan andere streken: ca. 1950 waren er 105 vrijzinnige tegen 123 orthodoxe gemeenten. De middengroep verdween, zodat voor W.O. II een confessionele orthodoxie stond tegenover links-vrijzinnigen.
De neiging tot radicalisme maakte buitenkerkelijkheid in Frl. het eerst tot massaal verschijnsel en blijkt ook uit de grootte der geref. groep. Er zijn stellig ook maatschappelijke oorzaken. Macht en machtsmisbruik der liberale floreenplichtigen hebben naar weerskanten radicaliserend gewerkt. De socialistische heilsgedachte, rationalisatie, urbanisatie, secularisatie hebben hun invloed (gehad). Typisch Fr. is het religieus socialisme (Blijde Wereld) en de rol der geheelonthouding. zie Confessionele richting, Groninger richting, Kerk, Modernisme, Predikantenleven, Religieus socialisme, Volkszonden, Vrijzinnig hervormden. K., j. j.
Zie: Reitsma, H. J. (1876); S. D. van. Veen, De Geref. Kerk van Frl. in de jaren 1795-1804 (Groningen 1888); Cuperus, Kerkelijk leven (1916,1920); Wumkes, Réveil (1938); M. Staverman O.F.M., Buitenkerkelijkheid in Frl. (Assen 1954); Repert., 402-403, 407-412. Tegenwoordige toestand.
De H.K. omvatte 1947 in Frl. 39,7 pct. van de bevolking, tegen 81,9 in 1849. Overwegend (orth.) herv. is het Zuidwesten, terwijl het aanvankelijk anarchistisch getinte socialisme de gelederen dunde in Het Bildt en het Zuidoosten; de doleantie deed dit in het noordoosten. In Lwd. heeft de buitenkerkelijkheid (37 pct.) diverse oorzaken.
Er zijn vijf classes (Lwd., Franeker, Dokkum, Heerenveen, Sneek) en 206 gemeenten. Typerend voor Frl. is het grote aantal kleine gemeenten (hoewel combinaties als één gerekend zijn), nl. 40 met minder dan 100 lidmaten,H4met 100-250, 52 met 250-500, slechts 16 daarboven. Van de 227 predikantsplaatsen waren op 1.3.1957 30 vacant, terwijl 14 andere een vicaris of hulpprediker hadden.
Kenmerkend voor de Fr. hervormden is o.a. de frequente volwassenendoop en de late belijdenis (invloed van de doopsgez. minderheid?). Het percentage arbeiders in de kerk is hoger dan elders (invloed religieus socialisme?). Het hoog gebleven percentage hervormden in Z. Westergo (Hennaarderadeel 67,2 pct.) heeft te maken met het Fries réveil. Ook in Frl. is na 1945 het strijdkarakter aan de tegenstelling der modaliteiten grotendeels ontvallen. In 12 overwegend vrijzinnige gem. is de voormalige evangelisatie nu deel van de gemeente met eigen voorganger. In de laatste 25 jaar hebben 15 kleine vrijzinnige gem. de eigen predikantsplaats verloren, enige worden door niet-vrijzinnige predikanten bediend.
Ook in het prov. werk is men meer naast elkaar gaan staan, vooral op de terreinen van diaconale zorg en vormingswerk. Wat de organen van bijstand betreft het volgende: er is een prov. jeugdraad, zie Jeugdbeweging. De diaconale commissie, als elders actief o.a. in gezinszorg (opleiding gezinsverzorgsters in Groningen), bejaardenzorg e.d. heeft ten minste vier vaste krachten, organiseert enquêtes, heeft met de Prov. Kerkvergadering en de kerkvoogdij commissie een eigen bureau in Lwd. De laatste bevordert o.a. door bezoek aansluiting der kerkvoogdijen bij de Nieuwe Kerkorde; aangesloten in 1952 54, in 1956 79 gem. De prov. commissie voor evangelieverkondiging in de Fr. taal bereidde o.a. voor de uitgave van het Fr. psalm- en gezangboek (2 Psalmberijming).
Lijst van Fr. prekende predikanten, revisie Fr. bijbelvertaling, Zondagsschoolbundel, Fr. theologische studenten, staan o.a. in de aandacht. De commissie vormingswerk (thans ‘Commissariaat voor Maatschappelijk en cultureel werk’) organiseert conferenties, beschikt overeen vormingscentrum te Sint Nicolaasga ‘De Oorsprong’, met eigen directeur. Door een rapport gaf deze commissie het aanzijn aan de ‘Stichting voor geestelijke en maatschappelijke opbouw in Oostelijk Friesland’. Ook deze werkt met eigen krachten en legt contacten z Maatschappelijk werk. De zendingscommissie stuurt nu en dan berichten rond over het werk op haar terrein, stimuleert classicale en gem. zendingscommissies. Frl. is sedert 1954 verbonden met de kerken van Timor, Z.O. en Z.W.
Celebes, de theologische school te Makassar en het medische werk op Timor en Alor. Een herv. huwelijksbureau is 1957 opgericht. K.K., F.