Het verschijnsel dat bij de kerk aangeslotenen niet ter kerke komen, is veel ouder dan de buitenkerkelijkheid. In de M.E. en na 1500 kwam het reeds voor.
In de 17de eeuw werd er geklaagd, dat tijdens de hooioogst de diensten slecht bezocht werden. Op sommige plaatsen konden door gebrek aan belangstellenden geen catechismuspreken gehouden worden.
Drankzucht en ruwheid van predikanten (gehekeld door P. Hofstede), star-dogmatische preken en politieke tegenstellingen spelen een rol.
In de 18de eeuw wordt al over verval van religie geklaagd. In de 19de eeuw wordt de O. door de sociale tegenstellingen (macht floreenplichtigen, opkomend socialisme) bevorderd.
Ongetwijfeld heeft ook het modernisme kerk-ontbindend gewerkt. Hetzelfde geldt van Afscheiding en Doleantie.
Daardoor verloor de herv. kerk het volkskerkkarakter. Uit O. groeide op den duur on- of buitenkerkelijkheid.
Ook op dit terrein is bijv. Z.O.-Frl. probleemgebied.