Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

KERK

betekenis & definitie

De K. had (en heeft in sommige streken) in het Fr. dorpsleven een grote plaats: ‘Tsjerke toen er moatte midden yn it doarp bliuwe’ (K. en toren moeten middenin het dorp blijven, recht en billijkheid moeten er zijn, voor overdrijving moet men zich hoeden). De K. bewaarde de orde en sprak van de eeuwige dingen.

Door de kerkespraak had ze een belangrijke sociale positie (zie Zwarte borden). Het grote aantal K.en in Frl. viel reeds vroeg op (zie Bouwkunst).

Maar de jongeman, die een blauwtje had gelopen, troostte zich: ‘Der binne mear froulju as tsjerken’ (er zijn meer vrouwen dan K.en).Om delf. en bet K.-hof stond vaak een muur, ‘de tsjerkeweach’. Daar stonden de oudjes en maakten een buurpraatje. ‘It komt fan de tsjerkeweach’ (het komt van de K .-hofsmuur) werd er gezegd, als een gerucht niet al te goed vertrouwd werd. De buurt bij de ff. heette ‘Tsjerkebuorren’. Naar de K. toe liepen verschillende K .-paden door de landen, die ook als lijkwegen fungeerden. De K. was soms rijk. Er waren ‘tsjerkepleatsen’ (boerderijen, die aan de K. behoorden), of ook ‘tsjerkelannen, -finnen’ (land, fennen van de K.). Een ambachtsman wilde graag ‘tsjerkewurk’ (werk van de K.) hebben.

Natuurlijk waren er wel spanningen in de K. Men vond dat het beter van de K. dan van het dorp kon. De K. was soms rijk en kon betalen. De machtige (boeren-) kerkvoogden, die ’s zondags in hun speciale banken (3 Familiebanken) troonden, werden gevreesd. Ook vroeger waren echter niet allen kerks. Men zei ‘lenris yn’e tsjerke en twaris der om’ (één keer in delf. is hetzelfde als tweemaal er omheenlopen). De jeugd protesteerde reeds in de 17de eeuw tegen delf .-gang. ‘Jong nei de merke, ald nei de tsjerke' (de jeugd naar de jaarmarkt en de ouderen naar de K.), zie Floreen.

Toch hadden velen een vaste plaats, waar de vrouwen 's zondags hun K.-stool heen brachten (of lieten brengen). Slechts weinigen hadden nooit een K. van binnen gezien. Na de bevalling deed de vrouw zo spoedig mogelijk haar eerste if.-gang. Dan volgde de doop van de jonggeborene, die later van meester de catechismus, de Tien geboden en het Onze Vader moest leren. Als het kind volwassen was geworden en ‘finder de geboadens’ stond (in ondertrouw was), ‘viel zijn of haar naam van de (preek) stoel'. Als er geen 'spiering’ kwam werd het huwelijk in de K. voltrokken. Nog later werd iedere dorpeling ‘to tsjerke brocht' (in de K. begraven) of op het K.-hof (it hôf) ter aarde besteld, zie Begrafenisgebruiken, Predikantenleven.