Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BOERENVRIJHEID

betekenis & definitie

De vrije veeboeren hebben in de vroege M.E. in het waterrijke Fr], (en bijv. ook in Zwitserland) een democratische republiek gevormd, die praktisch niets te maken had met een landsheer en zich onafhankelijk voelde van de Utrechtse bisschop. De Fr. maatschappij had een overschot aan arbeidskrachten.

Vandaar ook veel handel en scheepvaart. De steden komen later en hebben deze vrijheid niet zo gekend.

Ook in de akkerbouwstreken ontbrak ze. De bouwboeren zaten meer vast aan de grond, die niet hun eigendom was.

Deze B. bleef doorwerken en uitte zich bijv. in 1748. zie Boerenstand, Feodaliteit, Leenwezen, Pachtersoproer, Vrijheid.Zie: B. H. Slicher van Bath, B. (Groningen 1948); idem, Herschreven historie (Leiden 1949); Emder Jahrb. XXXII (1952), 21-42.