Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

FEODALITEIT

betekenis & definitie

De in de M.E. voorkomende vorm van gedecentraliseerd overheidsgezag, waarbij de band tussen de koning (leenheer) en zijn (leen)mannen niet op een ambtsverhouding, maar op een persoonlijke band van trouw berust.

In Frl. heeft de F. maar weinig betekend, doordat in de 13de eeuw het grafelijk gezag verdween (2 Graaf) en de band met het rijk verbroken werd. Er is gedacht dat Frl. nooit onder een graaf heeft gestaan, maar ‘rijksonmiddellijk' is geweest, d.w.z. dat de vrijen zonder tussenpersoon aan de koning gebonden waren (te vergelijken met het Engelse ‘freehold’-systeem). Deze opvatting gesteund door het zgn. valse privilege van Karel de Grote, vooral nadat in 1479 dit privilege door Frederik in werd bevestigd (2 Vrijheid). In dit gezagsvacuüm lukte het de hoofdelingen een soort primitief feodaal systeem op te bouwen,eigenlijk zonder band met het rijk, De uitbouw hiervan is door Albrecht van Saksen verhinderd. De feodale regeringsvorm was toen overal overgegaan in de landsheerlijke, zodat de Saksische hertogen in Frl. geen feodaal systeem invoerden. Frl. zal een van de weinige gebieden zijn geweest, waar de Oudgermaanse instellingen bijna niet door de F. zijn vervormd, zie Boerenvrijheid Zie: Versl.

Med. V.U.B.O.R., 10 (1952), 3°4-3i5; Revue du Nord 38 (1956), 167-178.