Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BOERENSTAND

betekenis & definitie

Van de drie standen was in Frl. de adel uit de B. voortgekomen, en de leden der geestelijkheid waren voor een groot deel zelf boer. Al trad dus de B. minder op de voorgrond, toch was hij de belangrijkste, en is dat in vele opzichten nog.

Het standsbewustzijn der boeren is geschaad door het verlies van politieke invloed (o.a. door het vroegtijdig toenemen der huurverhouding, en na 1700 door het 'verkopen’ van stemrecht). De B. is verder sociaal onderscheiden (hereboer, grote boer, koter, naast eigenerfde, huurboer).De B. was in de M.E. als stand vertegenwoordigd in de rechtsomgang, en speelde later in het dorp nog een belangrijke rol, maar het optreden van de hele Fr. B. (ten onrechte gesignaleerd in het pachtersoproer van 1748) is van de 20ste eeuw. Door de oorlogen en de nood der tijden kwamen de standsorganisaties tot volle wasdom. Het belang van de B. voor Frl. blijkt o.a. uit: het aandeel in de bevolking (in de 18de eeuw ca. 32 pct. der gezinshoofden), het fungeren als economisch zwaartepunt in de Fr. geschiedenis, het bepalen van het Fr. volkskarakter, en de geestelijke stabiliserende werking (men lette op het mentaliteitsverschil tussen laat- en niet- of vroeg-verveende streken). DeB. is in de 19de en 20ste eeuw steeds meer in contact gekomen met de wereldhuishouding, wat technische ontwikkeling van het bedrijf meebracht. Daardoor is het traditionalisme in de B. gedeeltelijk verdrongen door een rationalistische middenstandsgeest.