de Belgische soldaten. geïnterneerd in Koog en werkzaam bij Machinefabriek P.M. Duvvis van 1915 tot 1918.
1840 1869 1899 1930 1940 1950 1960 1970
Assendelft 2711 3148 3411 4811 5752 6253 7117 7758 Jisp 610 707 764 776 697 766 799 1032 Koog aan de Zaan 2096 2351 3031 4407 6375 7386 7384 6148 Krommenie 2581 2829 3098 5372 5905 7020 9280 13534 Oostzaan 1220 1843 3285 3807 4256 4464 5162 4869 Westzaan 2273 2445 2218 2846 3014 3434 3916 4496 Wormer 1291 1549 1917 4205 5020 5613 6730 9829 Wormerveer 2831 3487 6054 8769 9770 11122 13007 14823 Zaandam 11139 12026 21146 32578 38024 43218 48910 63537 Zaandijk 2144 2225 2480 3099 3775 4666 4935 5704 Zaanstreek 28896 32610 47404 70670 83588 93942 107240 131730 dat er een zeker arbeidsoverschot was in het boerenbedrijf. In de tweede plaats zoog de Zaanse nijverheid arbeidskrachten aan uit Amsterdam, Waterland en West-Friesland. Uit de kerkelijke inschrijvingen blijkt dat de instroming van buitenlanders weinig omvangrijk was, hoogstens enkele honderden over een gespreide periode. Hierbij moet vooral gedacht worden aan Noordwest-Duitsers die zich hier blijvend vestigden. Andere Duitsers meldden zich voor seizoenarbeid in het boerenbedrijf en bij veenafgravingen in Assendelft.
Dat de industriële bedrijvigheid een ander effect op de bevolkingscijfers had dan de agrarische, valt af te leiden uit de voor de verschillende dorpen vermelde gegevens. Daardoor vormde de Zaanstreek demografisch gezien geen geheel, het gebied kon als het ware in tweeën worden gesplitst. In het agrarische deel (Assendelft, Wormer en Jisp, een deel van Westzaan en aanvankelijk ook Krommenie) vertoont de bevolkingsloop hetzelfde beeld als in andere boerenstreken in het Noorderkwartier. Dat wil zeggen: toename van de bevolking tot omstreeks 1680, daarna een daling tot omstreeks 1815 en vervolgens weer een betrekkelijk geringe groei. In de rest van de Zaanstreek, de ‘geïndustrialiseerde’ Zaandorpen, nam de bevolking echter langduriger toe, om daarna langzaam (maar geleidelijk wat sneller) terug te lopen. Overigens deed zich toen in geheel West-Europa een teruggang van de bevolking voor.
Een opvallende uitzondering op dit beeld vormen Koog en Zaandijk (en in mindere mate Wormerveer). Waarschijnlijk doordat de bedrijven zich hier beter staande hielden, bleven deze dorpen ononderbroken en geleidelijk groeien.
Hoewel dit niet uit de cijfers kan worden afgeleid is het waarschijnlijk dat de (trage) 16e-eeuwse bevolkingsgroei tijdens de beginfase van de Tachtigjarige Oorlog werd onderbroken.
Over het geheel genomen en afgemeten aan de landelijke cijfers mag de Zaanse bevolkingstoename tussen 1622 en 1742 opmerkelijk genoemd worden. De daarop volgende terugloop was naar onze indruk iets sterker dan elders en duurde ook ongeveer twintig jaar langer. Want waar de bevolking in omringende gebieden omstreeks 1800 weer ging toenemen, zette de groei in de Zaanstreek pas omstreeks 1825 in. Na 1815 is in feite alleen Jisp steeds achtergebleven in bevolkingsgroei, naar verluidt was dat een gevolg van de bewuste keuze een kleine agrarische gemeenschap te blijven.
Verbeteringen in hygiëne en ➝ gezondheidszorg, vooral ook een veel groter geworden overlevingskans van pasgeborenen, zorgden naast de economische opbloei de laatste honderd jaar voor een bevolkingsaanwas die voordien ongekend was. In dit verband kan worden gewezen op de verbazende ‘babyboom’ van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De Zaanse bevolkingsgroei week daarbij niet af van van die elders in het land.
De bevolking wordt steeds ouder, de gemiddelde levensduur is sterk gestegen. Zelfs wanneer de vroeger hoge zuigelingensterfte buiten beschouwing wordt gelaten (tot omstreeks 1800 stierf meer dan de helft en soms zelfs driekwart van de pasgeborenen in het eerste levensjaar), was de levensverwachting enkele eeuwen geleden weinig meer dan vijftig jaar. Dit gold zowel voor mannen (tengevolge van toenmalige zeer zware arbeidsomstandigheden en doordat de scheepvaart met vele schipbreuken een zware tol eiste) als voor vrouwen (tengevolge van de zeer veel voorkomende kraamvrouwenkoorts).
In tegenstelling tot elders hebben oorlogen, hongersnoden en epidemieën in Holland betrekkelijk weinig en in de Zaanstreek in verhouding nog minder invloed op de loop der bevolking gehad. Slechts in Assendelft en Krommenie vonden we aanwijzingen dat enkele cholera-golven het inwonertal nadelig hebben omgebogen.
De woningbouw paste zich traag aan bij het tempo van de bevolkingsvermeerdering. In de Zaanstreek ontstonden tenslotte geheel nieuwe wijken in de polders om iedereen onderdak te bieden (zie ook: ➝ Bouwen in de Zaanstreek). Dit proces begon bescheiden in de tweede helft van de vorige eeuw, zette zich voort tussen beide wereldoorlogen, maar kwam pas in de jaren ’60 volop in gang. De achterstand werd in de laatste 25 jaar grotendeels ingelopen. De bevolking groeide zelfs niet onaanzienlijk doordat de streek een overloopfunctie voor Amsterdam vervulde. Gezien de plannen van voornamelijk de gemeente Zaanstad zal deze ontwikkeling zich in de jaren '90 voortzetten.
Het gemiddelde aantal inwoners heeft per woning ooit 7½ bedragen (begin 16e eeuw). Dit nam snel af tot gemiddeld 6 in de agrarische dorpen en 4½ in de geïndustrialiseerde kernen langs de Zaan (rond 1725). Aangezien vervolgens het aantal huizen gelijk bleef bij een dalend inwonertal, zakte het aantal bewoners tot tussen 3 en 4 per huishouding. Na 1815 steeg dit gemiddelde weer tot iets meer dan 4 personen, om in de 20e eeuw - en dan met name in de laatste decennia scherp te dalen.
Zie ook: ➝ Allochtonen, ➝ Bevolking, ➝ Bewoningsgeschiedenis en ➝ Economische geschiedenis.
Ger Jan Onrust/Eindredactie Literatuur:
A. van Braam: Westzaandam in de tijd van de Republiek, Zaandam, 1975; A.M. van der Woude: Het Noorderkwartier, Utrecht, 1983; Sociografisch Bureau voor de Zaanstreek: Zaanstreek in cijfers, Zaandam, 1974; Idem: Een eeuw Zaandam, 1870-1970, Zaandam, 1972: Afdeling onderzoek en planning gemeente Zaanstad: Zaanstad in cijfers, Zaanstad, 1987; M.A. Verkade: Den derden dagh, Westzaan. 1982; J.P. Kruyt: De bevolking der Zaanstreek, in: Mensch en maatschappij, Groningen, 1928; Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland: diverse jaarverslagen; Gemeente Archief Oostzaan: Loop der bevolking (niet gepubliceerd); E.W Hofstee: Korte demografische geschiedenis van Nederland van 1800 tot heden, Haarlem, 1981.