Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Bewoningsgeschiedenis

betekenis & definitie

Zaandam behield eeuwenlang zijn zelfde uiterlijk: de hoge en lage dijken waren tot zeer ver in de 19e eeuw vrijwel de enige verkeerswegen, waarlangs woningen en bedrijven waren gesitueerd. Aan de binnenzijde van de dijken lagen wegsloten, met daaroverheen een groot aantal vrij hoge bruggetjes.

Deze gaven toegang tot de haaks op de dijk aangelegde paden, die onderling vaak ook door sloten van elkaar gescheiden waren. De vele molens stonden grotendeels ‘in het veld’, een aantal ervan was vrijwel alleen over het water te bereiken. Deze situatie was volgens van der Aa nog in 1851 aanwezig: ‘De ligging van Zaandam en de gehele gesteldheid van de plaats is even eigenaardig als het uitwendig voorkomen van haar gebouwen en woningen. Voor een gedeelte aan de Voorzaan gebouwd, vormt de stad aldaar een brede kom, waar in het midden de drie sluizen met de omliggende gebouwen, de uitstekende punten en sieraden zijn. Aan die kom sluiten zich, noordwaarts op, en door de Binnen- of Achter-Zaan gescheiden, twee lange streken, aan welke, van afstand tot afstand, weer in oostelijke of westelijke richting, kleinere grachten of zogenoemde paden grenzen, van een ongelijke lengte, en die op het veld of op verschillende fabrieken uitlopen. Daarboven loopt aan de Westzijde van de stad, langs de binnenzijde en de gehele lengte van de streek, een tot in Wormerveer doorgaande vrij brede sloot, over welke, als middel van gemeenschap, met de daartegenover liggende paden en fabrieken, tamelijk hoge en zwaar gebouwde bruggen gelegd zijn, het eerste om de doortocht van de kleinere vaartuigen niet te belemmeren, het laatste om de bruggen tegen het overtrekken van brandspuiten en haar geleiders te verzekeren.

Sloot en bruggen ontsieren intussen grotelijks de stad, hetwelk, vooral bij vergelijking met de Oostzijde, in het oog valt, waar beide sinds het jaar 1830 gedempt en weggenomen zijn, en nu de verbrede weg opnieuw bestraat en voor een goed gedeelte met iepebomen beplant, een aangenaam gezicht oplevert.’ Over smaak valt niet te twisten, ook niet over die van Van der Aa. Hoe anders zou het esthetisch oordeel nu luiden als in de Westzijde wegsloot, bruggen en houten huisjes gehandhaafd waren gebleven! Natuurlijk was het dempen van de wegsloot en van de meeste sloten langs en tussen de paden noodzakelijk, niet om de stad een stedelijker aanzien te verlenen maar vooral uit hygiënisch oogpunt. De sloten dienden immers tot vuilnisbelt, openbaar toilet en wasgelegenheid: soms werd er zelfs nog drinkwater uit betrokken. Dat hierdoor epidemieën ontstonden was niet verwonderlijk. Het zijn vooral de artsen geweest die zich inspanden voor de demping. Het besluit om de wegsloot langs de Westzijde (de Molenbuurt) te dempen werd in 1853 genomen, het werk werd in 1857 voltooid. Nadien volgden de meeste sloten langs de paden.Toch bleef Zaandam tot na de aanleg van de spoorweg, nog tot het eind van de 19e eeuw, zijn traditionele en eigenlijk dorpse karakter behouden. De Spoorbuurt was de eerste Zaandamse wijk ‘over de Vaart’. Er ontstonden ook andere wijkjes, zoals door de bebouwing van het ‘lange land’ de Langestraat (met Reigerstraat, Ooievaarstraat en Valkstraat) en tussen Hogendijk en Rozengracht de Russische Buurt. Vroeger of later werden de weilanden tussen de paden zo volgebouwd, maar pas in de jaren ’30 vond een doorbraak plaats, mogelijk gemaakt door de aanleg van de Provincialeweg van de Hempont in noordelijke richting naar Alkmaar. In Zaandams noordwesthoek ontstond de Schildersbuurt. Eerder was al de Havenbuurt tot stand gekomen, mede doordat de Artillerie Inrichtingen woningbouw realiseerden ten behoeve van uit Delft meegekomen werknemers.

Een andere uitbreiding was de bebouwing van het Ooster-Kattegat, waarvan steeds meer bedrijven waren vertrokken. Het Eiland kreeg ook voor een deel een woonfunctie. Aan de oostkant van de Zaan was de wijk rond de Belgische straat tot stand gekomen en waren woningbouwverenigingen actief in de wijk rond de Klaas Katerstraat. Het voert te ver om alle ontwikkelingen in de woningbouw op te sommen, maar het mag duidelijk zijn dat na de Eerste Wereldoorlog het oude ‘halve-visgraatpatroon’ van een dijk met haaks daarop staande paden geheel doorbroken werd. Niettemin is in een deel van de huidige wijken nog steeds de lang gevolgde bebouwingstraditie enigermate terug te vinden.

Na de Tweede Wereldoorlog volgden in hoog tempo bouwactiviteiten in vooral oostelijk Zaandam. Hier ontstonden de Vijfhoek, Poelenburg, Peldersveld en Hoornseveld, Kogerveld en Plan Kalf. Later (toen Zaandam al in Zaanstad was opgegaan) kreeg ook de westkant van de stad een grote nieuwe wijk: Westerwatering. Inmiddels had de infrastructuur van de streek grondige wijzigingen ondergaan door de aanleg van de Coentunnel en de aansluitende A8 met bijbehorende kunstwerken. Binnen de bebouwde kom volbracht de gemeente een aantal structurele wijzigingen. Genoemd worden de trajecten Peperstraat-Gedempte Gracht en Prins Bernhardweg-Vincent van Goghweg.

De Den Uylbrug, met de daarbij behorende aansluitingen op het snelwegennet, vormde het voorlopig sluitstuk van alle maatregelen om de steeds toenemende verkeersdruk het hoofd te bieden. Wellicht zal de voorgenomen verdubbeling van de Coentunnel weer nieuwe aanpassingen vergen. In 1991 zijn in het stadswinkelcentrum aan en rond de Gedempte Gracht ingrijpende wijzigingen in de verkeerscirculatie doorgevoerd, waarvan de effecten nog onvoldoende bekend zijn.