Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Tabak

betekenis & definitie

Nut en geschiedenis. Het gebruik van tabak als genotmiddel is afkomstig uit Am.; de stimulans, die het velen geeft, is waarschijnlijk te danken aan de aanwezigheid van het alkaloid nicotine.

Alle rook-t. zijn var. van Nicotiana tabacum L., die, gedroogd, i.h.a. 1 à 2% nicotine bevatten. Enkele zeer donkere t. hebben een gehalte tot ca 4%. Een andere nicotinerijke soort, N. rustica L., wordt o.a. gebruikt voor nicotinewinning. Teelt. Bodem en bemesting. Daar een te weelderige ontwikkeling ongunstig is voor de gewenste bladeigenschappen (zoals kleur, brand, geur enz.) wordt t. bij voorkeur niet op rijke, vruchtbare, maar op lichte gronden verbouwd. De wortels van t. zijn gesteld op een zuurstofrijk milieu, zodat een intensieve grondbewerking moet worden toegepast. Zouthoudende gronden zijn voor sigaren-t. met het oog op de brandduur ongeschikt.

Bemesting. Hierbij wordt allereerst gekeken, welke invloed deze op de kwaliteit van de t. heeft. Vooral met stikstof dient men voorzichtig te zijn, daar teveel N de bladontwikkeling kan bevorderen ten koste van de kwaliteit van het blad. De N wordt daarom meestal in twee keer gegeven; eerst in organische vorm als voorbemesting, vervolgens als overbemesting na het planten, waarbij de nitraatvorrn voorkeur verdient boven de ammoniakvorm. Fosforzuur wordt zowel op de kweekbedden voor het zaaien als op het veld na het planten gegeven, meestal als dubbelsuperfosfaat (op fosfaat vastleggende gronden Thomasslakkenmeel of ruw fosfaat). Teveel P kan de vegetatieve periode van de planten bekorten, waardoor minder en te kleine bladeren worden gevormd.

T. neemt zeer veel kali uit de grond op (ca 200 kg, ha K..O), zodat de bemesting met K van groot belang is. Bovendien bevordert K de brandduur van het product. K mag echter niet worden toegediend als KCl, daar chloor de brandduur benadeelt; kaliumnitraat of kaliumcarbonaat zijn de beste vormen. Magnesiumgebrek veroorzaakt chlorotische bladpunten, boriumgebrek topsterfte en typische verkrommingen van de bovenste bladeren. De juiste tijd voor nabemesting is ca 2 weken na het uitplanten. Rijenbemesting is i.v.m. de ruime stand doelmatiger dan breedwerpig uitstrooien.

Zaai en verpleging. T.-zaad is zeer fijn (ca 14000 zaadjes in 1 g). Het wordt op kweekbedden uitgezaaid, die in de tropen rijkelijk begoten en beschaduwd moeten worden. De zaailingen worden na 2 weken gedund en na ruim een maand uitgeplant. Het plantverband hangt af van de bodemvruchtbaarheid en liet product dat men wenst voort te brengen. Veel planten per ha geeft kleine en als gevolg van de beschaduwing dunne en vale (onrijpe) bladeren. Daarom heeft men bij de teelt van sigarendekblad het grootste aantal planten per ha.

Het aantal t.-planten varieert van 10.000-25.000 per ha. De zaadwinning is eenvoudig, omdat I plant ca 25 g zaad levert; daar kruisbestuiving mogelijk is, moet men om de rassen zuiver te houden de bloeiwijzen inhullen.

De verzorging van de aanplant bestaat voorn. uit 3 grondbewerkingen, de eerste om de grond goed los te maken, de latere om aan te aarden. Door deze bewerking wordt tevens het onkruid bestreden. Afhankelijk van de aard van het product, topt men de planten diep, weinig of niet. Naarmate men dieper topt worden de overgebleven bladeren groter en grover. Bij de teelt van sigarentabak (dun) topt men dan ook laat of niet.

Klimaat. De kwaliteit van dn t. wordt beïnvloed door het klimaat (temp., vochtigheid en regenval). Sigaren-t. (dun, soepel, goed brandend) moet beregend worden en bij hoge luchtvochtigheid zijn gegroeid. Deze t. wordt in de tropen op een zodanig tijdstip geplant, dat de oogst in de regentijd valt. Daling van temp. veroorzaakt dikke tabak; op Java wordt daarom de teelt van sigarendekblad niet hoger dan 250 m boven zee uitgeoefend. Virginiasigaretten-t. heeft daarentegen een droge oogsttijd nodig om de gewenste dikke kwaliteit (body) te krijgen, terwijl ook het geel worden (yellowing) vlot verloopt.

Oogst. Het plukken van de bladeren geschiedt geleidelijk van beneden naar boven, al naar de bladeren rijp worden, d.w.z. als deze een gelige tint krijgen. Men onderscheidt van beneden naar boven: zandblad, voetblad, middenblad en topblad. De oogst begint ca 2 maanden na het uitplanten: er wordt om de paar dagen doorgeplukt (telkens 2 à 3 bladeren per plant) tot men na ca 2 maanden het hoogste topblad heeft gewonnen. De gehele cultuur duurt dus ca 5 maanden.

Bereiding. Deze beoogt de t. in die toestand te brengen welke geschikt is voor de industriële verwerking tot sigaren, sigaretten, pijp- of pruim-t. Om te beginnen moet het chlorophyl worden afgebroken, hetgeen geschiedt onder invloed van enzymatische omzettingen in het nog levende blad. De verschillen in bereiding van t. berusten dan ook in grote trekken op het eerder of later doen stoppen van deze enzymwerking. Door sterke verhitting en of snelle uitdroging kunnen de enzymen onwerkzaam worden.

Men onderscheidt langzame en snelle droogmethoden. De voornaamste zijn:

1. natuurlijke droging (air-curing),
2. droging boven vuren ( fire-curing),
3. kunstmatige snelle droging (flue-curing en
4. snelle droging in de zon (sun-curing).

De eerste methode geeft een bruin of vaal product, dat na fermentatie geschikt is voor sigaren, bij de tweede ontstaat een donker product, dat door rookbehandeling met speciale hout- of zaagselsoorten een bepaalde smaak en geur heeft gekregen. Flue-curing wordt toegepast voor sigaretten-t. (Virginia), die geel moet zijn en veel suikers moet bevatten. De fixatie van de gele kleur geschiedt door sterke temperatuursverhoging, waardoor tevens de afbraak van suikers wordt stopgezet. Snelle droging in de zon (Z.O. Europa) heeft in principe hetzelfde resultaat. Sigaretten-t. ondergaan na droging meestal geen fermentatie.

Flue-cured t. wordt machinaal op een uniform laag vochtgehalte gebracht (redrying), waardoor broeien en kleurverandering worden voorkomen. In balen ondergaat deze t. daarna nog een aging-proces. Sigaren-t. wordt gefermenteerd door het blad in stapels te laten broeien. Door chem. en bacteriologische omzettingen wordt de gewenste kwaliteit, uniforme kleur en aroma verkregen.

Sorteren. Ten slotte wordt de t. gesorteerd. Dit heeft ten doel sterk uiteenlopende tabaksbladeren van één oogst in zodanige assortimenten te verdelen, dat verkoop, welke geschiedt op basis van steekmonsters uit ongeziene balen, mogelijk en betrouwbaar is. Sortatie heeft bij sigaren-t. betrekking op bladlengte, kwaliteit en kleur, kwaliteitskenmerken betreffende dikte, soepelheid en egaliteit van de bladeren, terwijl ook gaaf- en stukblad wordt onderscheiden. Wat de kleur betreft wordt i.h.a. vaal en bruin apart gesorteerd, meestal onderverdeced in 3 helderheidgraden.

Bij sigaretten- en pijptabak is sortatie i.h.a. eenvoudiger, omdat het gehele product hiervoor gesneden wordt, zodat stukblad, bladlengte en allerlei uiterlijke kwaliteitskenmerken van minder betekenis zijn.

Ziekten en beschadigingen. De voornaamste plagen van t. te velde bestaan uit schade en vraat, veroorzaakt door allerlei rupsen, hoorders, thrips en luizen. Rupsen worden weggevangen of vernietigd met chcm. middelen, zoals loodarsenaal en DDT. Boorders, welke in de stam kruipen (dikbuikziekte) kunnen met DDT of derris-praeparaten bestreden worden in het stadium, dat ze als larven over jonge bladeren kruipen. Thrips en luizen worden verdelgd met DDT-, derris- oi nicotine-praeparaten. Wortelaaltjes kunnen na herhaalde tabaksaanplantingen bodemmoeheid veroorzaken, welke voorkomen kan worden door rationele vruchtwisseling en/of bevloeiing.

Enkele pathogène schimmels (Phytophthora, PyIhium, Fusarium, Cercospora) veroorzaken wortel-, blad- en stengelziekten, welke onder controle worden gehouden door bespuiten met koperhoudende middelen. Oidium (veldschimmel) kan worden bestreden door zwavel op de grond te strooien en te laten verdampen.

Moeilijk te bestrijden zijn bacterie-ziekten, waarvan de slijmziekte (Pseudomonas solanacearum) op Java en Sumatra en ook in Am. (Granville wilt) de voornaamste rol speelt. Door inundatie bij bevloeide rijstbouw worden vele slijmziektekiemen gedood en is tweejaarlijkse wisseling met t. op Java mogelijk. Ter Oostkust van Sumatra wordt wisseling om de 7 of 8 jaar met secundair bos toegepast om de slijmziekte onder contrôle te houden.

Een voorname rol spelen nog virusziekten, welke door mensen of door insecten worden overgebracht ( mozaïek-, kroepoek- en krulziekten). Een algemene rationele ziektebestrijding bestaat uit het kweken van ziekte-resistente rassen. Resistentieveredeling heeft reeds belangrijke successen bereikt, inzake bestrijding van Phytophthora, slijmziekte en mozaïekziekte. Een physiogene ziekte, waarbij t. slechts nerven of smalle, lintvormige bladeren vormt, heet op Java tjakar of tjemara en in Am. Trenching. Een plaag in opgeslagen t. in de tropen kan worden veroorzaakt door het Lasioderma-kevertje.

Rassen en veredeling. Binnen de soort Nicotiana tabacum bestaan talrijke var. of rassen, welke voor elk tabaksgebied zeer verschillend kunnen zijn.

Elk gebied produceert eigen bekende en courante markttypen van t. Verspreiding van rassen vindt daarom weinig plaats, omdat invoer van vreemde var. het gevaar oplevert, dat afwijkende, incourante en waardeloze kwaliteit wordt geproduceerd. Zo hebben in Indon. de voornaamste tabakscentra, Oostkust van Sumatra. Vorstenlanden en Besoeki op Java eigen tabaksvar., welke over en weer niet bruikbaar zijn.

De voornaamste groepen van rassen voor de wereldmarkt zijn die voor sigaren-t. en die voor sigaretten-t., de laatste onderverdeeld in Virginia-, Turkse- of Oriënt-,

Burley- en Marylandtabak. Hiervan zijn Virginia-var. die flue-cured t. leveren, waarschijnlijk het sterkst over de wereld verspreid.

Bij veredeling van t. dient te worden gewaakt tegen wijziging van de kenmerkende kwaliteit van het ras. De veredeling richt zich op vergroting van opbrengst en van oogstzekerheid, b.v. door selectie op ziekte-resistentie en op verbetering van algemeen gewaardeerde kwaliteits-eigenschappen, zoals helderheid van kleur, brandbaarheid, enz.

Handel en economische betekenis. In de consumptie der rookartikelen is geleidelijke verschuiving waar te nemen van verbruik van sigaren naar dat van sigaretten.

In en na de 2e wereldoorlog is het verbruik van sigaretten, ten koste van dat van sigaren, nog meer toegenomen. In de verhouding tussen Virginia- en Oriënt-t. voor sigarettenfabricage, neemt verwerking van Virginia-flue-cured t. het meest toe.

Eng. sigaretten worden voorn. uit gele flue-cured t. gemaakt (Virginia-type). In Am. verwerkt men voor sigaretten meestal een mengsel van gemiddeld 53% flue-cured, 33% Burley, 10% Oriënt en 4% Maryland (z.g. Burley-type).

De 3 grootste producenten zijn Ver. St., India, Pakistan en China, elk met meer dan 1000 millioen ponden per jaar. Landen die meer dan 100 millioen ponden per jaar produceren zijn Rush, Indon., Braz., Japan, Griekenl., Turkije, Italië en Burma. Overal in Congo wordt op kleine schaal t. geteeld. De cultuur van export-t. is in het proefstadium, in de gewesten Katanga en Lomami. Uitvoer in 1952 114 t.

20% van de tabak wordt met m.o.m. succes in het gematigde klimaat verbouwd, daar waar de klimatologische omstandigheden (o.a. aantal zon-uren, temp., neerslag en relatieve vochtigheid van de lucht) voor de teelttechnische zijde zo gunstig mogelijk zijn. Ook de grondsoort speelt hierbij een rol. Bovengenoemde factoren bepalen voor een groot deel het resultaat van de teelt alsmede de kwaliteit van het geteelde product, waarbij gezien het feit, dat tabak van trop. tot subtrop. origine is, de gebieden met een continentaal klimaat een voor sommige doeleinden kwalitatief beter product geven (o.a. grootbladige sigarettentabakken) dan de gebieden met een maritiem klimaat, die zich onder gunstige omstandigheden tot op zekere hoogte meer eigenen voor kerf- en sigarentabakken.

Door de zeer grote plasticiteit van het gewas is de teelt tot op 60 N.B. mogelijk. Maar het N. nemen echter de teelttechnische moeilijkheden toe en de kwalitatieve eigenschappen van het product geleidelijk af. de voornaamste teeltgebieden ten N. van 40 N.B. op het N. halfrond zijn: enige staten van de Ver. St., Canada, de meeste Eur. landen (vooral de Regie-landen), Rush, Mandsjoekwo en Japan (ged.). Op het Z. halfrond vindt tabaksverbouw ten Z. van de 40° Z.B. vrijwel alleen plaats in Nw Zeeland.

H. A. MIDDELBURG , L. J. F. M. v. n. VEN.