Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Brand

betekenis & definitie

1. (ziekte) Met de naam b. worden ziekten aangeduid, die worden veroorzaakt door brandzwammen (Ustilaginales). Kenmerkend zijn de donker bruinzwarte sporen (brandsporen), die in bladeren, bloemen of vruchten worden gevormd en waaraan de brandzwammen hun naam ontlenen.

Niet door brandzwammen worden veroorzaakt schors-b., wortel-b. en vlas-b. De brandziekten komen vooral voor bij de granen en bij enige bolgewassen.

Bij de granen onderscheidt men de volgende brandziekten :

(1) Steen-b. van tarwe (Tilletia tritici). Door steen-b. aangetaste aren zijn na de bloei blauwgroen van kleur met uitstaande kafjes. de korrels zijn dan gevuld met een donkerbruine, pasta-achtige sporenmassa. Steenbrandkorrels worden bij het dorsen stukgeslagen, zodat de sporen het niet aangetaste zaad besmetten. De infectie heeft plaats bij de kieming van het zaad. Ontsmetting van het zaaizaad met chemische middelen is meestal afdoende. Eenzelfde ontwikkeling en bestrijding hebben wc bij de bedekte brand van de gerst (Ustilago hordei). Bij de stengel-b. van rogge en tarwe (Urocystis = Tuburcinia-soorten) worden de sporen in de bladeren en halm gevormd.

(2) Stuif-b. van tarwe en gerst (Ust. trilici en nuda). Tijdens de bloei komen de stuilbrandaren tevoorschijn, waarbij de gehele bloem met inbegrip van de kafjes in een donkerbruine poederachtige massa is veranderd. Besmetting door verstuiven en inwendige infectie van de jonge korrels. Het 'mycelium blijft in het zaad sluimeren en groeit bij de kieming ongemerkt mee tot de plant in aar komt. Bestrijding door de warmwaterbehandeling van het zaad (10 min. bij 53° resp. 510 na voor weken van het zaad).

(3) Bij stuif-b. van haver (Ust. avenae) zelfde ontwikkeling als bij 2, alleen heeft geen inwendige infectie plaats, maar ontwikkelt zich het mycelium tussen de kafjes. Bestrijding als bij 1.

(4) Builenbrand van maks (Ust. zeae). Locale infecties op bladeren, stengels en bloemdelen, waarbij de aangetaste delen sterk opzwellen. Deze builen, die een diameter van 20 cm kunnen bereiken, zijn geheel gevuld met donkere poederachtige sporen. Zieke planten moet men verwijderen en verbranden. Niet op de mesthoop werpen aangezien de sporen in de grond lang kiemkrachtig blijven. Zaadontsmetting is hier van weinig belang.

(5) Van de overige brandzwammen zijn vooral bekend de uienbrand (Urocystis cepulae) en de brand van anemoon,gladiool en Colchicum (Ur. soorten). In de bladeren van verschillende Composieten komen Entyloma-soorten voor.

2. (veet.) Donkerrode tot bijna zwarte haarkleur, welke af en toe bij roodbont vee, vooral aan de kop voorkomt.
3. (tabak) De b. is een belangrijke eigenschap, welke o.m. bepaalt of tabak geschikt is voor dek of omblad. De b. wordt op drieërlei wijze beoordeeld; ten eerste wat betreft gloeiduur, ten tweede wat betreft regelmatigheid der verbranding en ten derde wat betreft kleur en vastheid van de as.