Een groep van sporenvormende, anaërobe, meestal beweeglijke bacillen, ondergebracht in het geslacht Clostridium, die koolhydraten vergisten tot een mengsel van hoofdzakelijk boterzuur, azijnzuur, koolzuur en waterstof ('boterzuurgisting). Onder bepaalde omstandigheden kan een gedeelte van het boterzuur in n. butylalcohol overgaan, terwijl sommige vertegenwoordigers dezer groep (C. acetobutylicum) gekenmerkt zijn door een groot percentage butylalcohol en aceton onder hun producten, wat tot een technische bereiding dezer stollen heeft gevoerd.
Vele vertegenwoordigers van dit geslacht zijn in staat, onder anaërobe voorwaarden vrije stikstof te binden (C. pasteurianum). Evenals bij Azotobacter heeft dit niet plaats bij aanwezigheid van meer dan sporen ammoniak of nitraat. In het zuivelbedrijf is een soort van dit geslacht belangrijk (Cl. tyrobutyricum) doordat ze uit kuilvoer in de melk kan komen en dan het gebrek ‘laat-los’ in de daaruit gemaakte kaas veroorzaakt. Dit is een gevolg van het feit, dat deze soort, in tegenstelling lot de overige, in staat is, het in de jonge kaas gevormde ‘melkzuur om te zetten lot boterzuur en gassen, waardoor de kaas in een ouder stadium opblaast en een onaangename smaak verkrijgt (‘knijper’). De naam Granulobacter, voor deze bacteriegroep door M. W. 'BEijeRiNCK voorgesteld, is in onbruik geraakt.