of topinambour, Helianthus tuberosus L., is een knolvormende composiet, welke op de bekende ‘zonnebloem gelijkt, maar waarvan de meeste rassen in ons klimaat laat of niet tot bloei komen. De knollen, welke als bij de aardappelen aan stolonen worden gevormd (stengelknollen), bevatten polysacchariden o.a. inuline, waaruit de suiker laevulose (= fructose) na inversie (z.
Suiker) bij lage pH kan worden verkregen.De cultuur gelijkt op die van de aardappel. Oct. en Nov. zijn voor de gebruikelijke rassen de maanden met De grootste aanwas van knollen, zodat pas in Dec. kan worden gerooid. In Z.Frankrijk wordt de a. veel geteeld voor veevoeder. De knollen worden hier en daar ook voor menselijke consumptie gebruikt. Opbrengsten in Ned. op niet te droge zandgronden zijn 20-50 ton ha met 20-25% droge stof en 12 18 % suiker, waarin ca 80 à 90 % fructose. De knollen zijn winterhard, maar gaan bij bewaring buiten de grond licht tot schimmeling, rotting en uitdroging over.
In de grond, in dunne lagen ingekuild zonder stro: zijn ze echter goed houdbaar. De cultuur in Ned. beperkt zich tot aanplant als windscherm en op verloren hoeken. Na de oorlog op beperkte schaal ook geteeld op contract ten behoeve van de bereiding van laevulose-stroop. In tegenstelling met de aardappel is aan de veredeling van de topinambour nog weinig aandacht besteed.