Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Cultuur

betekenis & definitie

1. Samenvattend woord voor het resultaat van de veroveringen door de mens op de hem omringende natuur.

Afgeleid van het Lat. cultura - verzorging, bebouwing, doelt het begrip, oorspronkelijk op de menselijke activiteit gericht, op de verbetering van het productievermogen van de grond: bodem-c. Uit de vele planten, die hem in de natuur omringden, koos de mens zich die uit welke, door de een of andere eigenschap, het best in de bevrediging van zijn behoeften konden voorzien; deze werden op de bewerkte akkers geteeld en daardoor tot cultuurgewas, terwijl het niet gewilde tot onkruid verklaard werd. Door doelbewust ingrijpen (selectie, kruising) in de richting van hogere en/of meer zekere productie werden de oude landrassen steeds meer vervangen door cultuurrassen. Het samenstel van zorgen: voorbereiding van het zaaibed, bemesten, verwijderen en verwijderd houden van concurrenten en beschadigers enz., dat samengevat kan worden in de teeltwijze, de verzorging, de c. van het gewas (c. van de tarwe, de suikerriet-c. enz.), waren aanvankelijk gering en de opbrengst, die bij deze extensieve c. van een bepaald oppervlak verkregen kon worden, was dientengevolge laag.

De toenemende vraag naar voortbrengselen van de landb. alsmede de strijd om het bestaan als gevolg van de toenemende concurrentie op de wereldmarkt, dwong echter tot grotere krachtsinspanning en ruimer aanwending van kapitaal om door een intensieve c. (bebouwing) meer opbrengst van hetzelfde oppervlak te halen. Voor een deel richtten zich deze vermeerderde cultuurzorgen op een duurzame verbetering van het natuurlijke productievermogen van de grond door het aanwenden van buitengewone maatregelen of middelen (ontginning, herontginning, ontwatering, drainage enz.), werkzaamheden die samengevat worden onder het begrip cultuurtechniek.

Als gevolg van de werkzaamheid van de mens werden natuurlandschappen omgezet in cultuurlandschappen. De wijze van bebouwen van de akker en de verzorging van het gewas lopen al naar de natuurlijke omstandigheden van bodem en klimaat uiteen, maar staan mede onder invloed van econ. en

sociale factoren, terwijl traditie eveneens een rol speelt: men kan dientengevolge verschillende cultuurmethoden onderscheiden. Zo was het vroeger, toen de afwatering nog minder goed verzorgd was, in Friesl. gebruikelijk om het land bestemd voor de teelt van aardappels op smalle (2½ m brede) akkers te leggen en op/ elke akker 4 rijen aardappelen te poten; deze smalle-akker-c. is thans echter verdwenen.

In de landen met hoogstaande landb. vooral in de gematigde luchtstreek wordt de akker tegenwoordig meestal slechts met één gewas of zelfs met één ras in monocultuur beteeld; bij meer primitieve landbouwmethoden worden echter nog veelvuldig twee of meer gewassen gemengd uitgezaaid en groeien ook in meng-c. op (wel te onderscheiden van combinatie-teelt). Meng-c. van gewassen met uiteenlopende eisen t.o.v. bodem en klimaat kan onder extreme omstandigheden een vermindering van het natuurlijk risico op totale oogstmislukking betekenen. Ook wordt meng-c. meestal bij beteling van de grond met grassen en klavers toegepast om daardoor een meer gelijkmatige productie onder verschillende weersomstandigheden, alsmede het gehele groeiseizoen door te verkrijgen en de smakelijkheid en voedzaamheid van het geproduceerde te verhogen.

Het woord c. wordt soms ook gebruikt in de betekenis van: het gecultiveerde. Zo spreekt men van een schimmel-c., een c. van Azolobacler, van een rein-c. Voor het verkrijgen van een dgl. c. wordt de betreffende bacterie of schimmel geënt op een daartoe geschikte, met zorg bereide voedingsbodem: cultuurbodem (vaak bouillon en agar).

W.J. DEWEZ.
2. (bosb.) Jonge bezaaiing of beplanting, gedurende de eerste jaren na aanleg, dus alvorens sluiting is ingetreden, zodat men hier eigenlijk nog niet van een bos kan spreken (z. onder Fase bij ‘jonge fase’).