1. (Een kamer) luchten, ventileren.
Hij zal mijn kamer verluchten en boenen, mijn bed opmaken (welk?) mijn schoenen poetsen, mijn broek oppersen, mijn sokken wassen, JONCKHEERE 1957, 10.
Opm.: In de standaardt., hoewel w.g., wel m. betr. t. kleren e.d.: laten doorwaaien, uitluchten.
2. (Een boek e.d.) illustreren.
De bekende Nederlander Anton Pieck verzorgde destijds een kunstmap met houtgravures van het stadje-in-de-stad, met toelichtende teksten van Felix Timmermans, wiens luxe-editie van «Pallieter» hij eveneens verluchtte, Gazet v. Antw. 20/5/1978.
Opm.: In de standaardt. wel in de volg. toep.: een boek met illustraties, tekeningen verluchten; een vergaderzaal, een handelsbeurs enz. verluchten met schilderijen.