Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

stationeren

betekenis & definitie

Van of m. betr. t. voertuigen: parkeren.

Voertuigen van meer dan z meter lang moeten wanneer zij op de rijbaan stilstaan of stationeren ... evenwijdig met de aslijn van de rijbaan opgesteld worden, Wegcode 1966, 33.

De man die nog wel even tijd had stationeerde zijn voertuig op dit plein waar voortdurend vele internationale vrachtwagens gestationeerd staan en ging een stukje eten, Gazet v. Antw. 19/7/1977.

Een bromfiets reed tegen twee geparkeerde auto’s, vervolgens tegen een andere bromfiets en werd dan nog tegen een derde gestationeerde auto geslingerd Gazet v. Antw. 13/9/1977.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: een vaste standplaats geven of innemen (bijv. van taxi’s, bussen enz.); ook m. betr. t. personen.

Afl./Sam.: stationering, het parkeren; hierbij:

- stationeringsduur, parkeerduur (Ieder bestuurder die op een werkdag een motorvoertuig laat stationeren in een ... «blauwe zone» ..., moet op de binnenkant van de voorruit ... een schijf voor het controleren van de stationeringsduur aanbrengen, Wegcode 1966, 37);
- stationeer(controle)schijf, parkeerschijf (voor het parkeren in een blauwe zone) (Wegcode 1966, 64h. Automobilisten. Het is zonderling dat men het altijd moeilijk wil maken ... nu ontvangen wij, gewone automobilisten, een stationeercontroleschijf ... Kijkt u zelf maar zodra u stilstaat. Dit woord heeft men op uw parkeerschijf gedrukt, GALLE 1967, 115);
-stationeerlicht, parkeerlicht (van een auto e.d.) (vgl. fr. feu de stationnement) (Alleen het stationeerlicht dat zich aan de zijde van de aslijn van de rijbaan bevindt, moet branden, Wegcode 1966, 41);
- stationeerstrook; parkeerstrook, parkeerhaven (Het is verboden een voertuig op de autowegen te immobiliseren, behalve op de door het teken nr. 64 aangewezen stationeerstroken, Wegcode 1966, 46); stationeerverbod (zie ald.).

< >