Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

speld

betekenis & definitie

1. In de uitdr. ergens een speld voor steken, speten e.d., ergens een stokje voor steken, iets beletten, iets doen ophouden enz.; - ergens een speld aan steken, er niet verder op doorgaan.

Daar zag hij door het raam S. met M. praten. D. kon wel gissen waarover het ging. Maar hij zou er onverwijld een speld voorsteken, BIJDEKERKE 1948, 72.

Hij ziet wel dadelijk dat deze drie mannen om hém komen, maar dronken zijnde vraagt hij om daar nu een spelde aan te steken: ‘Tut tut... laat ons dat allemaal vergeten en vergeven!’ zegt hij, BOON 1975, 226.

2. Naald (van een den), dennenaald.
3. Broekveer, klem (bij het fietsen).

Sam.: fiets speld, broekveer, klem.

< >