Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schruwel

betekenis & definitie

Harde schreeuw, inz. van schrik: gil, angstkreet.

Zóó véél kon althans Bommetje niet verdragen. En hij probeerde een schruwel te uiten; maar vooraleer die pas goed hoorbaar was, had «de nieuwe» een sprong gedaan, hem bij de kleederen vastgegrepen, enz., PEETERS 1931, 13.

Dan vlucht ze met een schruwel in de armen van haar man, OP DE BEECK 1947, 11.

In het kompartiment achter me moet de schruwel gehoord zijn, JONCKHEERE 1957, 66.

< >