Timmerman.
Mijn schrijnwerker die gisteren in de hal, in de woonkamer en in mijn kantoor een paar werkjes kwam uitvoeren, GALLE 1967, 151.
Schrijnwerkers met ervaring, voor afdeling ramen en deuren, Gent 12/8/1976, p. 14.
’t Is allemaal stielwerk. Een schrijnwerker zal ook foeteren als hij een cursiefje moet schrijven, Volksmacht 19/5/1978.
Ook o.a.: Bond 27/8/1976, p. 2. Centrumblad 12/1/1977, p. 8. BOON 1977, in. Gazet v. Antw. 13/9/1977.
Opm.: In de standaardt., hoewel w.g. (freq. 0), nog bekend in de bet.: pers. die fijn meubelmakerswerk verricht, inz. houtsnijder.
Sam.: scheepsschrijnwerker (Uit een informatiefolder Boom sept. 1976); schrijnwerkersatelier, timmermanswerkplaats (Huis of boerderij met stallingen, dienstig voor schrijnwerkersatelier, Gent 12/8/1976, p. 4.).