Maatregel, regeling, voorziening; bepaling (van een wetsartikel e.d.); vooral in de verb. (zijn) schikkingen nemen, treffen e.d., maatregelen nemen, regelingen treffen, voorzieningen treffen enz. (als gall., ter vert. van fr. prendre ses dispositions).
De Reu en een paar anderen zaten zenuwachtig te bewegen op hun stoel ..., alsof zij reeds verraad vreesden en hun schikkingen namen om er vandoor te trekken, BUYSSE 1959, 153.
In alle bedrijven wordt het werk verdeeld en geregeld en het is niet de gewoonte die schikkingen aan buitenstaanders mede te delen, Taalb. 1970, II, 586.
Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: overeenkomst waarbij van weerszijden wat wordt toegegeven: minnelijke schikking; ook: plaatsing in een bep. orde, ordening.