Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

rechtstaan

betekenis & definitie

1. Van pers.: opstaan, gaan staan.

‘Moordenaar!’ schreeuwt Toontje Rozier. Hoe denkbeeldig de uitroep ook is, hij galmt zowaar in de kamer na. En Ida is meteen rechtgestaan. Maar ook zij zegt verder niets, TEIRLINCK 1952, 2, 11.

Lucie was rechtgestaan, en stond nu naast mij aan het venster. Ze lichtte het gordijn ... en keek naar buiten, GRONON 1958, 23.

Na vijf minuten stond hij recht en toen men riep dat hij moest gaan zitten, drukte hij zich tegen de zijmuur en bleef zo kijken, DURNEZ z.j. (± 1958), 135.

Eer hij een woord had kunnen spreken, waren er reeds een paar mensen, gechokeerd door vaders colbertje, rechtgestaan en maakten aanstalten om de zaal te verlaten, LIA TIMMERMANS 1962, 49.

Het meisje Kruyen zat rustig en onopvallend op haar plaats terwijl drie namen afgeroepen werden ... en drie jongens rechtstonden en naar voren liepen, VAN AKEN 1965, 95.

Ook o.a.: WALSCHAP 1939, 14. VAN HEMELDONCK 1945, 35.

2. Van pers.: staan (in tegenst. met zitten); blijven rechtstaan, blijven staan, niet gaan zitten; - van zaken: overeind staan; na de ontploffing stonden nog enkele muren recht.

De Meester heeft het nu over zijn plannen. Hij gaat er niet bij zitten. Hij blijft liever rechtstaan, en de anderen aan de overzijde van zijn schrijftafel moeten ook blijven rechtstaan, TEIRLINCK 1952, 1, 73.

Deze trein is altijd goed gevuld ... . Het gevolg is dat heel wat reizigers nu moeten rechtstaan, Gentenaar 19/4/1977.

Opm.: In de standaarde wel recht staan (niet als sam.!) voor: rechtop, niet gebogen staan.

Afl.: rechtstaans, als bijw.: terwijl men staat, staande: de Vlaamse Leeuw werd rechtstaans gezongen.