(Een sportuitslag) voorspellen, een voorspelling doen m. betr. t. sportprestaties; veelal bep.: meespelen in de toto; - ook in ’t alg., vaak in abs. gebruik: aankondigen hoe men verwacht dat iets zich zal ontwikkelen, voorspellingen doen; (iets) voorspellen, voorzien, profeteren.
Heel dat pronostiekgedoe is overigens een erg vreemd beest. Waarom pronostikeren de mensen? Van een miljoen inzet schiet er op de prijzenlijst 360.000 frank over, Knack 21/2/1973, p. 62.
Ludo Delcroix pronostikeerde mis. «Wie hem er uit zal rijden, durf ik nog niet zeggen, maar ik ben ervan overtuigd, dat Bernard Thévenet vanavond zijn trui zal kwijt zijn», Gazet v. Antw. 21/7/1977.
Al is pronostikeren altijd gevaarlijk, toch mag vooropgesteld worden dat binnen enkele jaren ook daar mits verdere uitgroei een plaatselijke reeks kan ontstaan; kijk maar even naar de expansie van de senioren, Gazet v. Antw. 21/9/1977.
Wie wint de wereldcup ’78? Pronostiekeer gratis! Er is 200.000 F. te winnen. In klinkende munt! Hoe meedoen? Heel eenvoudig: Pronostiekeer welke landen de vier eersten zullen worden in de wereldcup voetbal 1978, Mech. 1/6/1978.
Sport 70 had een wedstrijd georganiseerd waarbij de mensen moesten prognostikeren en tegelijkertijd een slogan uitvinden, Laatste Nieuws 8/7/1980.