Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pots

betekenis & definitie

Ter aand. van een hoofddeksel, veelal zonder klep: muts; soms bep.: kalotje (als huismutsje om de schedel te bedekken); alpinopet; ook: capuchon (aan een jas bevestigd).

Zotje neemt beleefd zijn potske af en vraagt: - Zijn jullie allemaal dezelfde zotjes? WALSCHAP z.j., 9.

Vader en moeder gingen ermee naar Antwerpen, kochten hem een blauw matrozenkostuum met lange broek en een pots met twee linten, waarop in gouden letters Raleigh geschreven stond, LIA TIMMERMANS 1962, 115.

Ze waren twee vliegers, beiden in lederen frak en een wollen pots over de oren, TIMMERMANS 1966, 93.

Die menen het zonder hoofddeksel te kunnen stellen, zou ik toch tot voorzichtigheid willen aanzetten, te meer daar een aardige muts of pots, of een snoezig hoedje ook naar de mode kunnen zijn, Annoncenblad 7/1/1977, p. 20.

< >