Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pletten

betekenis & definitie

Smeren (t.w. boter enz. op een boterham).

Om halfnegen wordt de tweede keer koffie gedronken. Geef het vet eens, zegt Lewie, omdat er vet noch boter staat om te pletten. Liza legt hem uit dat hij tot nu toe vet op zijn boterham gehad heeft omdat hij ging werken, maar dat al het ander vet en de boter verkocht worden, ze pletten appelspijs op hun boterham, WALSCHAP 1976, 134.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: platslaan, platpersen, en: plat worden.

Afl./Sam.: pletteren, verpletteren (Bij de verhuis heeft hij een kast laten vallen en zijn vingers tussen de muur gepletterd, Gehoord te Mechelen okt. 1979); fijnpletten, fijnhakken, fijnstampen (Om escargotboter te bereiden gaat ge als volgt te werk: Aan 350 g boter toevoegen: 35 g fijngehakte sjalot, een teentje fijngeplet knoflook, 25 g (een soeplepel) gehakte peterselie, 12 g zout en 2 g peper, Limburg 31/8/1976).

< >