1. In de verb. er is brood, werk op de plank e.d., heel wat werk voor de boeg, werk aan de winkel (gall., naar fr. avoir du pain sur la planche).
Er is voor de molenbeschermers veel werk op de plank, er is nog veel te beleven, te ontdekken en te vrijwaren, Gazet v. Antw. 22 juni 1973.
2. Onderkant van de voet: (voet)zool; - gewest. ook: (hand)palm.
- Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, C., J., T.B. EN TEIRLINCK.
Met sigarettenpeuken de plank van de voet of andere gevoelige plaatsen verbranden .... Benevens tal van lichamelijke geweldpleging, bestaan er de talrijke geestelijke mishandelingen, Vrouw en Wereld okt. 1977, p. 14.